Euthanasie soms worsteling voor christelijke zorginstelling
Patiënten zien euthanasie steeds vaker als een recht. Protestants-christelijke zorginstellingen met een open opnamebeleid krijgen daardoor meer en meer te maken met bewoners die met doktershulp op hun kamer willen overlijden. Hoe daarmee om te gaan?
Zuster, ik wil dood. Ik weet dat jullie geen euthanasie doen, maar mijn huisarts wil mij wel helpen. Hij komt vrijdag middag, om halfvijf. Geeft u dat even aan de dokter door?”
Seculiere en reformatorische instellingen komen in de regel niet snel voor de vraag te staan wat te doen wanneer een bewoner samen met zijn familie afspraken maakt over euthanasie met een externe arts. In een seculier verpleeghuis is vaak een interne verpleeghuisarts bij wie een bewoner met een euthanasiewens terechtkan. Een reformatorische instelling zal niet snel meemaken dat een bewoner volhoudt: „Ik wíl euthanasie.”
Lastig kan de vraag wel zijn voor protestants-christelijke zorginstellingen met een open opnamebeleid, zegt advocaat mr. S. O. Voogt. „Een cliënt in een instelling heeft anno 2016 verregaande mogelijkheden om euthanasie te regelen met een arts van buiten. Dat is de realiteit waarmee zulke organisaties worden geconfronteerd.”
Wonen in een instelling en zorg ontvangen in een instelling raken mede door het huidige kabinetsbeleid steeds meer van elkaar gescheiden, schetst Voogt. „Het is heel goed denkbaar dat bijvoorbeeld een zelfstandig wonende cliënt in een woon-zorgcentrum onder de medische verantwoordelijkheid van de huisarts valt. Als zo’n cliënt zijn euthanasie met de huisarts regelt, kun je daar als instelling weinig tegen onder nemen. Hetzelfde geldt wanneer een cliënt op een verpleeghuisafdeling zijn levenseinde regelt met een arts van de Levenseindekliniek.”
Vrijwel alle protestants-christelijke zorginstellingen zijn aangesloten bij de christelijke vereniging van zorgaanbieders Reliëf. Navraag bij deze koepelorganisatie levert op dat de meeste van hen inmiddels een beleidsdocument hebben opgesteld voor situaties waarin een bewoner in de instelling een externe arts euthanasie wil laten toepassen. Daarin staat onder meer wat hulpverleners van buitenaf kunnen verwachten van het instellingspersoneel.
Een minderheid van de instellingen ziet af van het opstellen van beleid, om van situatie tot situatie naar de meest wenselijke oplossing te kunnen zoeken. Bij een derde groep is momenteel een euthanasienotitie in de maak.
De Lelie zorggroep, vooral actief in en rond Rotterdam, is een van de christelijke instellingen met een apart beleidsmatig statuut over euthanasie. Het document dateert uit 2008 en is ontwikkeld binnen de voormalige Zorggroep Rijnmond, die later in de Lelie zorggroep is opgegaan.
Elke cliënt krijgt bij binnenkomst te horen dat de instelling het toepassen van en meewerken aan actieve levensbeëindiging onverenigbaar acht met haar grondslag, aldus het statuut. Slechts in twee uitzonderlijke situaties kan er euthanasie worden toegepast, maar dan uitsluitend door hulpverleners van buitenaf; wanneer een zelfstandig wonende cliënt in een woon-zorgcentrum met zijn huisarts overeenstemming heeft over euthanasie én wanneer een verpleeghuisbewoner niet meer naar elders kan verhuizen en voor zorg én verblijf is aangewezen op de instelling.
Eigen woning
Specialist ouderengeneeskunde Kees Goedhart van de Lelie zorggroep, behorend tot de reformatorische kring, zegt desgevraagd de afgelopen vijf jaar bij drie euthanasiekwesties betrokken te zijn geraakt waarbij een externe arts het verzoek van een verpleeghuisbewoner wilde uitvoeren. De drie bewoners bleken bereid op vrijwillige basis terug te gaan naar hun eigen woning, waar toen euthanasie is toegepast. „Er is dus op de verpleeghuisafdelingen van de Lelie zorggroep nog geen euthanasie verricht. Een van de verklaringen is zeker dat we fors hebben kunnen investeren in goede palliatieve zorg. Evengoed kan het een keer zover komen. Daar houden we wel rekening mee.”
Eén verpleeghuisbewoonster die geen verhuismogelijkheden meer had, koos ervoor te overlijden door te stoppen met eten en drinken. „Ze bleef bij haar stervenswens, ook na meerdere gesprekken over alternatieven. Tegelijkertijd wilde ze onze grenzen respecteren”, blikt Goedhart terug.
Een protestants-christelijke zorginstelling die momenteel aan een euthanasienotitie werkt, is de Zorggroep Charim, met locaties in Veenendaal en Zeist. Vandaag bespreekt de raad van bestuur een conceptnotitie met de centrale participantenraad; een adviesraad die bestaat uit zeven christelijke kerken in Veenendaal, Zeist en omstreken.
Enkele maanden geleden overleden binnen Charim twee bewoners als gevolg van euthanasie; alle twee de keren uitgevoerd door een externe arts. „In beide gevallen kwamen we na een zorgvuldige inventarisatie tot de slotsom dat we euthanasie niet konden blokkeren”, aldus Charimbestuurder H. J. Prins. „Wettelijk gezien is euthanasie in Nederland mogelijk, mits een arts de regels volgt. Bewoners hebben het recht op vrije artsenkeuze. Wat een bewoner op zijn kamer overeenkomt met zijn huisarts valt mede onder het recht op privacy. Euthanasie geldt verder niet als grond om een zorgovereenkomst met een bewoner eenzijdig te verbreken. Op papier konden we dus alleen nog een kort geding beginnen om de terminale bewoner op die manier te dwingen onze instelling te verlaten. Dat wilden we niet, we hebben daar op morele gronden van afgezien.”
Zet Charim met de euthanasienotitie een wissel om? „Volstrekt niet”, zegt Prins. „We waren pro life en dat blijven we. Tegen iedereen die vraagt: Maar waarom heeft Charim het dan tot nu toe zonder zo’n beleidsdocument kunnen doen? zeg ik: Kijk wat er in Nederland gebeurt. Niet wij zijn veranderd, maar de samenleving. Euthanasie wordt een normale behandeloptie, patiënten eisen het steeds meer op als recht. Onze artsen zullen nooit meewerken. Dat mogen ze niet en dat willen ze niet. Wij kunnen het echter niet verhoeden als een terminale bewoner met een arts van buitenaf euthanasie regelt. Worden we daarmee geconfronteerd, dan kunnen we niet gaan vechten, dan moeten we kiezen voor overleg.”
Defensief
Binnen de hervormde gemeente Veenendaal, vertegenwoordigd in de participantenraad, riep de conceptnotitie van Charim een aantal belangrijke vragen op, stelt ds. W. G. Teeuwissen, preses van de algemene kerkenraad, desgevraagd. „Charim zegt: „Een juridische confrontatie aangaan, is onhaalbare kaart. Dat moeten we op voorhand uit de weg gaan.” Leg je dan het hoofd niet te snel in de schoot?”
De hervormde gemeente zou verder graag zien dat Charim het herijken van het euthanasiebeleid breed beziet. „Bijvoorbeeld in samen hang met het opname beleid”, zegt ds. Teeuwissen. „Als euthanasie meer en meer wordt opgeëist als een recht, moet je dan in het open opnamebeleid geen nuancering aanbrengen? En aan de bewoner die al bij binnenkomst een schriftelijke euthanasieverklaring op zak heeft, vragen: Mevrouw, meneer, zit u in een andere instelling niet beter op uw plek?”
In de notitie moet Charim volstrekte helderheid scheppen richting het eigen personeel, stelt ds. Teeuwissen. „Artsen en verpleegkundigen moeten erop kunnen vertrouwen dat de verantwoordelijkheid voor de euthanasie voor 100 procent wordt overgedragen aan de externe arts, inclusief diens verpleegkundige ondersteuning. Dat zou mede moeten betekenen dat het eigen personeel de kamer van de bewoner verlaat, voor de arts daar naar binnen gaat.”
Ing. J. J. van Dam, voorzitter van de centrale participantenraad én daarbinnen ook vertegenwoordiger van de gereformeerde gemeente in Veenendaal, is na lezing van de conceptnotitie kritisch en bezorgd. „Hoe een rechter zal oordelen wanneer een instelling zegt: „Wij werken niet mee aan euthanasie”, is nog verre van helder. Charim redeneert echter: „Juridisch ligt het ingewikkeld en complex. We moeten ons wel constructief opstellen en dus gaan we daar beleid op maken.” Dat is een heel defensief uitgangspunt en die defensieve houding voert in de conceptnotitie de boventoon. Een notitie opstellen vereist bovendien van een organisatie helderheid over de vraag: Wat is onze identiteit? En: Hoe vertalen wij dat naar ons opname- en personeelsbeleid? Zegt Charim tegen cliënten met een wilsverklaring: „Wij ontraden u om hier te komen wonen?” Wordt nog gevraagd naar de religieuze overtuiging van de sollicitant? Wij zijn daarover zeer bezorgd.”
Bij de Reformatorisch Maatschappelijke Unie (RMU) trokken inmiddels meerdere Charim-verzorgenden en -verpleegkundigen aan de bel naar aanleiding van de ontwikkelingen binnen hun organisatie, aldus bestuurder P. Schalk van de christelijke vakorganisatie. Ruim de helft van de bij Charim werkzame RMU’ers was medio oktober nog niet op de hoogte van de herijking van het euthanasie beleid, zo blijkt volgens hem uit een recente RMU-enquête. „Ik vind dat onthutsend. Deze personeelsleden zijn ernstig bezorgd over wat het voor hen betekent als euthanasie in Charim wordt toegestaan. Worden hun gewetens bezwaren gerespecteerd?”
Gewetensbezwaarde personeelsleden krijgen alle steun vanuit de RMU, zegt Schalk. „Wij hopen dat Charim zich pro life zal blijven opstellen, ook met een duidelijk opnamebeleid. Daar zullen we ook op aandringen bij de raad van bestuur.”
Waardevol
Bestuurder Prins van Charim noemt de suggesties vanuit de participantenraad en de RMU desgevraagd waardevol. „Als er op onderdelen onduidelijkheid is of dreigt te ontstaan, bijvoorbeeld rond de verpleegkundigen, neem ik die graag weg.” Dat de verpleeghuisartsen van Charim niet mogen meewerken aan euthanasie, staat, zo zegt Prins, nu al duidelijk in de notitie. „En omdat ik zelf verpleegkundige ben geweest weet ik: als mijn verpleeghuisarts iets niet mag, mag ik het als verpleegkundige zeker niet. Maar ik waardeer het verzoek om opheldering. Het helpt ons om een nog duidelijker grens te formuleren voor de eindversie.”
Charim zal, aldus Prins, ook nagaan hoe het prolife-uitgangspunt op de website en in de folders van de organisatie zo duidelijk mogelijk kan worden verwoord. „Helderheid is voor iedereen het beste. Wij bieden onze bewoners geen euthanasie aan. Dat moet voorafgaand aan de opname duidelijk met iedereen worden gecommuniceerd.”
Reactie raad van toezicht Charim
Het voorstel om het euthanasie beleid van Charim te herijken, is in februari unaniem goedgekeurd door de raad van toezicht, stelt voorzitter M. van Ginkel RA desgevraagd. De voltallige raad kon zich volgens hem ook vinden in de conceptnotitie, vastgesteld op 18 mei. Van Ginkel bevestigt dat één toezichthouder begin oktober alsnog haar vertrek heeft aangekondigd en inmiddels afscheid heeft genomen. Het betreft J. M. Overeem-Prins; toezichthouder sinds 2009 en tevens oud-directeur van zorgcentrum Elim in Amerongen, een van de rechtsvoorgangers van Charim. Zij vertrok, zo zegt Van Ginkel, nadat de gang van zaken rond de tweede bewoner die recent binnen Charim overleed door euthanasie door de raad van toezicht was geëvalueerd. Op Overeem-Prins na kwam de raad daarbij tot de slotsom dat er zorgvuldig was gehandeld, overeenkomstig het nieuwe euthanasiedocument.
Overeem-Prins bevestigt dat de evaluatie van dit tweede sterfgeval de reden vormt voor haar vertrek. „Ik ben tegen euthanasie. Ik kon mij, zij het met veel moeite, vinden in het herijken van het beleid voor zelfstandig wonende cliënten die qua medische behandeling onder de verantwoordelijkheid van de huisarts vallen. Als zij euthanasie overeenkomen met hun arts kun je daar als instelling inderdaad weinig tegen doen, al laat dat onverlet dat je als organisatie een enorme inspanningsverplichting hebt om het niet zover te laten komen. En om aan de voorkant duidelijk te maken dat euthanasie in de instelling niet mogelijk is. Voor potentiële bewoners schept dat duidelijkheid.
Echter, is een cliënt tijdelijk opgenomen en kan hij nog terug naar zijn eigen huis, dan kan dat huis ook de plek zijn waar artsen euthanasie toepassen. Helaas is het mij niet gelukt om dat uitgangspunt na de evaluatie van het tweede sterfgeval verankerd te krijgen in het beleid. Mijns inziens maakt dat allerlei ruimere toepassingen van euthanasie mogelijk, waarvoor ik geen verantwoordelijkheid kan dragen. Om die reden ben ik opgestapt.”