Nederigheid
Psalm 119:37
„Wend mijn ogen af, dat zij geen ijdelheid zien; maak mij levend door Uw wegen.”
Stel uw hoop op God. Vertrouw niet op uw kennis en niet op de schranderheid van enig levend mens, maar op de genade van God, Die de nederigen helpt en Die hen die hoogmoedig zijn vernedert. Beroem u niet op rijkdom, als u die bezit, noch op vrienden, omdat zij machtig zijn, maar roem in God Die alles schenkt en bovenal nog Zichzelf schenken wil.
Verhef u niet op uw forse bouw of op de schoonheid van uw lichaam. Een lichte ziekte kan alles bederven en misvormen. Behaag uzelf niet in uw bedrevenheid of talenten, opdat gij God niet mishaagt, aan Wie het al is toe te schrijven wat gij van nature aan goeds hebt.
Houd u niet voor beter dan anderen, opdat u niet misschien voor slechter gerekend wordt bij God, Die weet wat in de mens is. Beroem u niet op uw goede werken, want een ander is het oordeel Gods, een ander het oordeel der mensen: Hem mishaagt dikwijls wat de mens behaagt.
Als u iets goeds bezit, geloof van anderen het betere, opdat u de nederigheid bewaart. Het schaadt u niet als u uzelf beneden allen zou stellen, maar het schaadt u zeer veel als u zich ook maar boven een enkele zou stellen. Voortdurende vrede woont bij de nederige, maar in het hart van de hoogmoedige is steeds jaloezie en ergernis.
Thomas a Kempis, kanunnik te Zwolle
(”De navolging van Christus”, 1471)