Column: raakt de schepping ons hart nog wel?
Pas schreef ik een artikel over schepping en evolutie. Dat is een beladen thema. Mijn leermeester in Delft, prof. Schuurman, zei ooit dat wijze onwetendheid de beste houding is bij dit onderwerp. Als je er dan toch wat over wilt schrijven, doe je er goed aan geen extra olie op het vuur te gooien.
Het lastige is alleen dat je verstand moet hebben van twee terreinen tegelijkertijd, van Bijbelse theologie en van natuurwetenschap. Wie heeft dat in deze tijd nog? Stukjesschrijvers die dat niet beseffen, kunnen heel wat brokken maken.
Daar zat ik dus een beetje mee. Op anderhalf college in Utrecht na ben ik nooit erg ver gekomen met theologie, dus mag ik me daar officieel niets over aanmeten. Maar juist dat bracht me op een idee: ik laat de vragen over de precieze uitleg van Genesis 1 gewoon links liggen! En ik probeer mijn lezers ervan te overtuigen dat de belangrijkste vragen liggen op het terrein van de natuurwetenschap. Hoe zeker weten we dat de big bang heeft plaatsgevonden? Is wat we weten over de big bang even zeker als wat we weten over een elektron? Dat soort vragen.
Nadat ik bekomen was van dit briljante idee, liep ik snel weer vast. Schrijven over de big bang vereist natuurlijk wel dat je op de hoogte bent van de achterliggende natuurkundige theorieën. Nu heb ik ooit natuurkunde gestudeerd en ben ik afgestudeerd door een jaar lang met een potlood formules op te schrijven op een vel papier, maar ik heb alle formules van collega Einstein natuurlijk ook niet meer paraat.
Maar ook hier vond ik wat op. Nadat ik zo goed en zo kwaad als het kon mijn wetenschapsjournalistieke proeve van bekwaamheid had afgelegd, zocht ik een van mijn promovendi op. Een slimme jongen, die sterrenkunde heeft gestudeerd en naar ik inschatte totaal onwetend was van het feit dat er christenen bestaan die zich niet happy voelen bij big bang en evolutie.
Dat leek goed te gaan. Ik bleek het redelijk correct te hebben opgeschreven. Althans, hij kon zijn commentaar zo brengen dat ik me niet al te erg aangevallen voelde. Had hij natuurlijk van zijn begeleider geleerd.
U merkt: alle zelfkennis was van mij geweken. Mijn bestraffing volgde snel. Want hierna ging het mis. Nadat hij zijn commentaar had geleverd, vertelde hij dat hij de rest van het artikel ook had gelezen. En dat het hem wel moeilijk leek voor christenen. Met elke nieuwe wetenschappelijke ontdekking blijft er minder ruimte voor God over. Eerst is er de schepping, die vervalt door de big bang. Dan is er de mens als uniek schepsel, die het moet afleggen tegen de evolutietheorie. En waarschijnlijk zal straks ook nog blijken dat het leven op onze planeet niet uniek is. Hij bedoelde het niet vervelend; hij zei het op een meelevende manier.
Ik mompelde iets over dat hij wel een heel simplistische opvatting van theologie had en dat ik hem dat allemaal wel kon uitleggen, maar dat zou nu te lang duren.
Eenmaal thuisgekomen realiseerde ik me dat ik een pak slaag had gekregen. Dankzij mijn student was ik weer terug bij af. Ik had in mijn stuk helemaal niets geschreven over wat de Bijbel zegt over de schepping, maar hij had erdoorheen geprikt.
Blijkbaar is er eerst een rondje wetenschap nodig voordat we in de kerk weer wat kunnen zeggen over de schepping. De vrucht van de hele schepping-en-evolutiediscussie lijkt wel te zijn dat wij het geloof in God als Schepper hebben opgeborgen bij de moeilijke onderwerpen, alleen geschikt voor intern gebruik, te bespreken door leidslieden met veel verstand van zaken.
Schepping is het eerste woord dat valt in de Bijbel, maar wij bewaren het voor het laatst. Veel te ingewikkeld immers. Het is een verhaal geworden dat ons hart niet meer raakt, een rationeel construct, een conclusie die volgt uit een genuanceerd en verstandig betoog.
Of die conclusie dan uitvalt in het voordeel van een schepping in zes dagen of van een schepping die samen kan gaan met een wetenschappelijk evolutieverhaal, maakt niet zo veel uit. In beide gevallen blijft de schepping abstract.
Bij velen van ons zit de schepping nog een voet te hoog. Inclusief mijzelf. Op mijn werk mag ik graag een verhaal uit de Bijbel vertellen. Dat is vaak niet zo moeilijk, want de Bijbel gaat over het leven zelf. En de verhalen raken mijn hart. Maar over de schepping heb ik het niet zo veel. Misschien moet daar maar eens verandering in komen.
Aart Nederveen werkt als klinisch fysicus bij de afdeling radiologie van het Academisch Medisch Centrum (AMC) in Amsterdam.