Wat te doen met onbehagen
Christenpolitici moeten niet vallen voor de verleiding van het populisme, aldus Nico Schipper. Hun taak is om te verbinden.
Donald Trump is de president van het onbehagen. In Nederland heeft het onbehagen nog niet tot politieke aardverschuivingen geleid, maar ook hier is het volop aanwezig. Kim Putters, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau, reageerde op de verkiezingsuitslag in de Verenigde Staten met de mededeling dat 30 procent van de Nederlanders de politiek wantrouwt. Hun problemen worden niet aangepakt.
De politiek zoekt bijna wanhopig naar een antwoord. De een meent zich weer te kunnen verbinden met de man in de straat door revolutionaire democratische vernieuwingen, en de ander kiest voor populisme. Wat te doen met onbehagen, vanuit christelijk oogpunt?
Dicht bij huis
Onbehagen, onvrede en cynisme linken we vooral aan de landelijke politiek, omdat daar een provocerende tegenstem voortdurend om aandacht schreeuwt. Maar de wortels liggen veel dichter bij huis: in ons eigen dorp of stad en misschien ook wel in ons eigen denken. Christenen zijn vatbaarder voor de cultuur dan we vaak durven toegeven.
Gemeenteraadsleden en wethouders horen het rondzingen en een gevoel van onmacht bekruipt hen: „Dat onbehagen, wat moet ik ermee?” De afgelopen weken buitelden de voorstellen voor een drastische vernieuwing van de lokale democratie over elkaar heen. De traditionele gemeenteraad is uit de gratie. Er zijn nieuwe vormen nodig om politiek en samenleving weer met elkaar te verbinden. Code oranje werd afgekondigd. De gemeenteraad moet op de schop. Er moet meer ruimte komen voor burgerinspraak. Hoe eerder hoe beter.
Is dat de oplossing? Burgerinspraak blijkt in de praktijk vaak het feestje van hogeropgeleiden, terwijl het onbehagen juist vooral bij mensen met een praktische scholing zit. Bovendien zit het probleem dieper: niet zozeer bij het vertrouwen in instituties, maar bij het vertrouwen in mensen. Daar zit de echte pijn. Het vertrouwen in bestuurders en volksvertegenwoordigers daalt. Het democratisch proces is stroperig en de uitkomst vaak teleurstellend. Burgers weten zeker dat het beter en sneller kan. Dankzij de sociale media wordt dat met de hele wereld gedeeld.
Burgers kunnen hun onbehagen echter nauwelijks woorden geven. Het is een gevoel. Tegen deze achtergrond van onbehagen komt het populisme in een flow. Hoewel het geen echte antwoorden geeft, roept het wel herkenning op. Eindelijk wordt er geluisterd! Populisten spelen met een emotioneel appel in op angst voor een onbekende toekomst. Daarbij is polarisatie een belangrijk instrument: een duidelijk verhaal over goed en fout creëert een gevoel van zekerheid. Donald Trump gaf een stem aan het heimwee met zijn campagneslogan ”Make America great again” en typeerde Hillary Clinton als verpersoonlijking van alles wat er verkeerd was. Daarmee toonde hij zich een rasechte populist.
Campagnestrategen weten dat het zo werkt: burgers committeren zich vooral vanuit hun emoties aan een beleidsprogramma en een politieke partij. Niet op basis van de inhoud en van rationele overwegingen. Daarmee rekenen zij met de werking van onze hersenen. Dat ”emotionele commitment” is niet dom en heeft ook niets te maken met onze belevingscultuur, maar zegt iets over ons brein. Niet minder dan 90 procent van onze beslissingen nemen wij op basis van het associatieve en emotionele systeem van ons brein. Het kritische en rationale systeem in onze hersenen is nauwelijks in staat om die keuzes te corrigeren. Dat is de les van de psycholoog en Nobelprijswinnaar Daniel Kahneman.
Verleiding
Het is aan christenen in de politiek om onder deze moeilijke omstandigheden de verleiding te weerstaan om mee te liften op die flow van het populisme. Polarisering is geen begaanbare weg, want dat dient niet de „vrede voor de stad.” Ze zullen beseffen dat het geen duurzaam antwoord kan bieden. Ze verwachten ook geen heil van revolutionaire democratische vernieuwingen, want de democratie is geen machine die het iedereen naar de zin kan maken. Er zal daarom altijd iets van onvrede en teleurstelling overblijven.
Toch voelen zij de noodzaak om politiek en samenleving weer met elkaar te verbinden. De wetenschap dat vertrouwen in instituties begint met vertrouwen in mensen kan het vertrekpunt voor hun zoektocht zijn. Mensen kunnen het verschil maken. Christenen zijn per definitie bouwers en verbinders en staan in de politiek voor de uitdaging om niet alleen de kloof tussen politiek en samenleving te overbruggen, maar ook die tussen geloof en ongeloof. Is dat een onmogelijke opdracht? Niet als zij vanuit hun identiteit dicht bij het hart van burgers komen en een appel doen op hun associatieve en emotionele brein.
SGP-leider Van der Staaij gaf op seculiere podia al een paar keer een voorbeeld hoe de rol van verbinder kan worden opgepakt. Onlangs ging hij in het televisieprogramma De Wereld Draait Door in gesprek met Pieter Jiskoot (95), die met verlangen uitkijkt naar een wetsvoorstel over voltooid leven. Van der Staaij luisterde naar zijn gesprekspartner en nam hem serieus. Zijn optreden was rationeel geloofwaardig, maar bewust of onbewust deed hij ook een appel op het associatieve en emotionele systeem van ons brein. Hij sloeg een arm om Jiskoot heen en zei: „Wij willen u niet kwijt, wij willen u niet missen, want u bent waardevol.”
Zo kunnen mensen het verschil maken en het vertrouwen herstellen. Christenen die in de politiek verbinding zoeken, zijn relevant. Het schept ruimte voor gelegenheidscoalities. Dat lukt niet in de loopgraaf van het eigen gelijk. Niet iedereen in de lokale politiek heeft de competenties en vaardigheden om als verbinder te communiceren. Daar moet in worden geïnvesteerd en uiteindelijk ook op geselecteerd. Bestuurders en volksvertegenwoordigers moeten op hun taak berekend zijn.
De auteur is communicatieadviseur.