Tekenaars schetsen ontwikkeling Utrecht
Tekenaars hebben in de vorige eeuw veel stadsgezichten van Utrecht vastgelegd, kort voordat die zouden veranderen. Het boek ”De getekende stad”, dat binnenkort verschijnt, toont de ontwikkeling die Utrecht doormaakte van een rustige provincieplaats tot een van de grootste steden van het land.
„Op sommige tekeningen is het straatbeeld onherkenbaar, andere bieden een vertrouwde aanblik”, zegt Tolien Wilmer. Ze selecteerde voor het boek ruim 400 tekeningen uit de collectie van Het Utrechts Archief. Wilmer is gepensioneerd medewerker van het Gemeentearchief Utrecht en Het Utrechts Archief. Eerder was zij verantwoordelijk voor een soortgelijk boek met 600 oude tekeningen over Utrecht tot 1900.
Vooral tekeningen met een groot overzicht fascineren Wilmer. „Daarop is zo veel te zien. Eén tekening springt er uit. Tekenleraar Chris Schut maakte die in 1942 vanaf het koor van de Domkerk. Hoe langer je ernaar kijkt, hoe meer je ziet. De sfeer is prachtig. Vooraan de middeleeuwse gebouwen bij de dom en de aula van de universiteit, verderop de Nieuwegracht en omgeving, daarachter het nog groene en onbebouwde buitengebied.”
Hoge gebouwen
In grote lijnen hield Wilmer voor haar nieuwe boek het stramien van de eerste uitgave aan. Zo komen in het eerste hoofdstuk de gezichten op de stad aan bod. Die zijn veelal geschetst vanaf hoge gebouwen in de stad zelf en niet meer vanuit de omgeving. Dat was door bebouwing in het buitengebied onmogelijk geworden.
Vanaf het einde van de negentiende eeuw kreeg Utrecht in hoog tempo een ander aanzien door de vele bouwprojecten en straatverbredingen, een proces dat niet meer zou stoppen. Diverse kunstenaars haastten zich uit eigen beweging om stadsgezichten die voorgoed zouden verdwijnen, te documenteren, aldus Wilmer. „Stadsarchivaris Muller gaf ook veel opdrachten om bestaande situaties te tekenen.”
Na de Eerste Wereldoorlog nam het aantal in opdracht gemaakte tekeningen wat af. „De fotografie won terrein. Daarvan werd steeds meer gebruikgemaakt omdat situaties hiermee snel en natuurgetrouw konden worden weergegeven. Van een aantal naoorlogse nieuwbouwwijken is daardoor vrijwel geen tekening in de collectie aanwezig.”
Grote waarde
Chris Schut (1912-2000) is volgens Wilmer verreweg het productiefst geweest. „Zijn tekeningen en aquarellen zijn doorgaans zeer gedetailleerd en daardoor van grote documentaire waarde. Schut tekende veelvuldig voor het Gemeentearchief. Zo maakte hij een serie panorama’s vanaf de toren van de Jacobikerk.”
Utrecht bouwde al in de tweede helft van de negentiende eeuw aan de overkant van de Stadsbuitengracht, dus buiten de oude stad, huizen voor de steeds sneller groeiende bevolking. Halverwege de twintigste eeuw werd het grondoppervlak van de gemeente door een grenswijziging meer dan verdubbeld. Veel nieuwe buitenwijken kregen vorm. Ook de binnenstad veranderde. Hét voorbeeld daarvan is het nieuwe stadshart met Hoog Catharijne.
Technologische ontwikkelingen zijn ook in de tekeningen te volgen: de paardentram, de eerste fietsers en het parkeerprobleem van steeds meer auto’s.
De getekende stad. Utrecht in tekeningen 1900-2000, C. C. S. Wilmer; uitg. Matrijs, Utrecht, 2016; ISBN 978 90 5345 507 4; 360 blz.; € 39,95. Het Utrechts Archief exposeert van 6 november tot en met 30 april tekeningen uit het boek. Elke twee maanden wordt er een nieuwe serie getoond.