Fiscalist Leo Stevens: „Dit belastingstelsel is ongeloofwaardig”
Door gelijke gevallen ongelijk te belasten, jaagt het belastingstelsel de versplintering in de samenleving aan in plaats van die te dempen. In een poging de polarisatie in de kiem te smoren, schreef fiscalist Leo Stevens ”Geloofwaardig belasting heffen”. „Ik hoop dat dit boek bijdraagt aan een belastingstelsel dat verbindt in plaats van verdeelt.”
Leo, waarom dóé je dit nog allemaal, vraagt zijn vrouw hem af en toe, als Stevens weer eens plaatsneemt achter zijn bureau om aan een boek te werken: „Denk je dat politici dit allemaal lezen?” Maar het bloed van de 72-jarige emeritus hoogleraar fiscale economie (Erasmus Universiteit) kruipt nu eenmaal waar het niet gaan kan. En zoiets als golfen, dat vindt Stevens zonde van zijn tijd.
Veel liever zet hij zich in voor het oplossen van maatschappelijke problemen. Binnen de Sociaal-Economische Raad (SER) bijvoorbeeld: het adviesorgaan van de overheid, waarin hij als onafhankelijk kroonlid bemiddelt tussen werkgevers en werknemers. „Ik ervaar dat nog iedere dag als een fascinerende werkomgeving”, zegt Stevens tijdens een gesprek over zijn jongste boek, dat hij schreef met Arjan Lejour, hoofd belastingen bij het Centraal Planbureau (CPB).
Nadat vorig jaar al ”100 jaar inkomstenbelasting en hoe nu verder?” van zijn hand verschenen was, had Stevens niet gedacht dat dit nieuwe boek er ook nog komen zou. Ergernis over het fiscale kabinetsbeleid dreef hem echter opnieuw naar de schrijftafel in zijn woning in Prinsenbeek. Stevens: „Kijk, ondanks een minderheidspositie wist dit kabinet toch enkele belangrijke maatschappelijke hervormingen door te voeren. Maar vorig jaar ging het mis. Júíst bij de belastinghervorming die met 5 miljard euro op de plank voor het grijpen lag. Dat vond ik zó’n afgang. Het is moeilijk te aanvaarden dat politici puur vanwege het eigenbelang van hun achterban weigerden om over hun schaduw heen te springen en er samen iets moois van te maken.”
In klaagzangen over het fiscale kabinetsbeleid wil Stevens echter niet blijven steken. Met zijn boek beoogt hij politieke partijen daarom alsnóg te verleiden tot de constructieve samenwerking die volgens hem op fiscaal terrein zo keihard nodig is. „Het belastingstelsel moet deugen en dat vereist zorgzaam onderhoud. Daar heeft het aan ontbroken”, zegt hij.
In het zicht van de verkiezingen is de urgentie volgens Stevens alleen maar toegenomen om fiscale knelpunten weg te werken. Want er staat nogal wat op het spel, zegt de fiscaal econoom. Niets minder dan de geloofwaardigheid van het belastingstelsel. „De geloofwaardigheid van de overheid op het gebied van de fiscale regelgeving heeft ernstige schade opgelopen. Door financiële hectiek en de smalle marges op het politieke speelveld heeft dit kabinet dingen gedaan die haaks staan op wat aan mensen is beloofd.”
Moeiteloos lepelt Stevens de voorbeelden op. Zoals de zogeheten crisisheffing van 16 procent die de overheid in 2013 en 2014 met terugwerkende kracht heeft opgelegd aan werknemers met een salaris boven de 150.000 euro. „Dat was écht nodig, zei het kabinet. Om korte tijd later aan te kondigen dat er 5 miljard euro beschikbaar was om de lasten te verlichten. Dat is ongeloofwaardig en een flagrante schending van het rechtvaardigheidsgevoel.”
Datzelfde geldt volgens de fiscalist voor de vermogensrendementsheffing, die burgers met spaargeld belast alsof ze daar een rendement van 4 procent op halen, terwijl in werkelijkheid de spaarrente nauwelijks boven de nul uitkomt. Volgens Stevens, die in 2001 als adviseur van het toenmalige kabinet aan de wieg stond van de vermogensrendementsheffing, hebben opeenvolgende kabinetten verzuimd het noodzakelijke onderhoud te plegen. „Als de rente consequent daalt, móét je daar gevolgen aan verbinden. Het fictieve rendement van 4 procent had al lang moeten worden aangepast. Maar wat doet dit kabinet? Het brengt de fictie niet dichter bij de werkelijkheid, maar het voegt er een nieuwe fictie aan toe: voor mensen met grotere vermogens wordt vanaf 2017 zelfs een nóg hoger rendement verondersteld. Mensen die niet actief beleggen en genoegen nemen met wat minder rendement, zijn de dupe. Dat zijn dus de mensen die geluisterd hebben naar de boodschap van onze eigen minister van Financiën, die ons voorhield dat hebberigheid en altijd maar het onderste uit de kan willen halen, de crisis veroorzaakt hebben. Nu zegt datzelfde kabinet: Als je je grote vermogen niet rendementsgedreven belegt, ben je een doetje: wij slaan je tóch aan voor 5,5 procent! Ja, op zo’n manier maak je vijanden voor het leven.”
Ook voor de wijze waarop in 2013 door het kabinet „geniepig” de belastingen zijn verhoogd, door heffingskortingen plots inkomensafhankelijk te maken, heeft Stevens geen goed woord over. „Het kabinet stelt het hoogste belastingtarief van 52 procent niet te hebben verhoogd, maar via het inkomensafhankelijk maken van die heffingskortingen heeft het dat natuurlijk gewoon wél gedaan. Dan ben je mensen dus aan het bedotten. En dat is gevaarlijk. Want als jíj als overheid denkt de burger voor het lapje te kunnen houden, dan pakt die burger je terug. Vertrouwen is de basis van elke transactie in een land en cruciaal voor de instandhouding van gemeenschapszin. Als je dat aantast, tast je de welvaart en het welzijn aan. Het is van grote betekenis dat mensen bereid zijn en blijven om belasting te betalen. Dat het dus niet alleen maar dwang is, maar dat burgers het betalen van belasting ervaren als iets wat ook behoorlijk is. Die belastingmoraal ondermijn je met dit soort fratsen. Dat baart me zorgen. Je moet als overheid magistratelijk zijn. Geloofwaardig.”
Eenverdieners
Zorgelijk noemt Stevens ook hoe het fiscale beleid groepen in de samenleving steeds meer van elkaar doet vervreemden. „De balans in de verdeling van de belastingdruk is zoek, waardoor het fiscale stelsel te vaak leidt tot tweedeling in plaats van verbinding. Wat dat betreft is het belastingstelsel een spiegel van de samenleving. Jongeren komen tegenover ouderen te staan, werknemers tegenover zzp’ers die veel beter af zijn dankzij de zelfstandigenaftrek, huurders tegenover huizenbezitters, en tweeverdieners tegenover alleenverdieners.”
Aan die laatstgenoemde tegenstelling besteedt Stevens al langer aandacht. Zo bepleitte hij in 1986, tijdens zijn oratie aan de Erasmus Universiteit, om de draagkracht op gezinsniveau weer een grotere rol te geven in het fiscale stelsel. In 2006 deed hij dat, bij zijn afscheid, opnieuw. Maar het verschil tussen eenverdieners en tweeverdieners nam in de loop der jaren alleen maar verder toe. De afgelopen tijd met reuzensprongen. Zo bleek recent uit berekeningen in deze krant dat waar een modale eenverdiener in 2013 nog tot zo’n twee keer zo veel belasting betaalde als een tweeverdienershuishouden met hetzelfde gezinsinkomen, dit in 2017 oploopt tot bijna zes keer zo veel.
Stevens: „Neem twee woningen naast elkaar. In het ene huis woont een bedrijfsleider die met zijn voltijdse baan 60.000 euro verdient, terwijl zijn partner de zorgtaken verricht. Daarnaast woont een lerarengezin waarin beide partners ieder 50 procent werken en samen 60.000 euro verdienen. Elk gezin heeft exact evenveel zorg- en werktaken. Maatschappelijk gezien zijn de gezinnen dus volledig gelijkwaardig. Waarom moet het alleenverdienergezin dan gemiddeld bijna de helft meer aan belasting en premies betalen?”
Stevens spreekt van „grote en ongerechtvaardigde” verschillen. „Ze nemen toe door de afbouw van wat stigmatiserend de aanrechtsubsidie wordt genoemd en doordat heffingskortingen, die zouden moeten steunen op draagkrachtoverwegingen, in toenemende mate oneigenlijk worden gebruikt als arbeidsmarktinstrument. De belastingdrukverdeling tussen alleenverdieners en tweeverdieners is hierdoor steeds schever geworden. Ik vind het onbegrijpelijk dat deze scheefgroei in de politiek zo gemakkelijk onder het tapijt wordt geveegd. Het draagkrachtbeginsel, het principe dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen, wordt geschonden.”
Een van de oplossing die u voorstelt, is om bij de belastingheffing weer uit te gaan van het gezinsinkomen in plaats van het individuele inkomen. Dat ligt politiek zéér gevoelig.
„Dat klopt, maar het huidige systeem om arbeidsinkomen individueel te belasten en vermogensinkomen juist weer op gezinsniveau, geeft rare en ongefundeerde belastingeffecten en is bovendien onnodig ingewikkeld. Dat schreeuwt om aanpassing. In de perceptie van de samenleving is, hoe je het ook wendt of keert, toch het huishouden het referentiekader. Men wil in deze tijd wel zo veel mogelijk individualiseren, maar in de totale leefstructuur is dat toch marginaal. Samen een huis kopen, samen kinderen krijgen, verzorgen en opvoeden, samen op vakantie gaan, bij dit soort afwegingen is het gezinsmodel leidend. Trouwens, ook ons hele stelsel van inkomensondersteunende toe- en bijslagen is op het gezinsmodel gebaseerd.”
PvdA-Kamerlid Maij noemde het feit dat eenverdieners tot zes keer zo veel belasting betalen als tweeverdieners onlangs „het afbouwen van de ondersteuning van het kostwinnerschap.”
„Ik kan die stelling niet plaatsen. Wat ik wel zie, is dat het debat sterk ideologisch wordt gevoerd. Er wordt niet op basis van argumenten en feiten gewikt en gewogen, maar op basis van dogma’s. Elke stap ten gunste van eenverdieners wordt geframed als anti-emancipatorisch en dus als ongewenst. Ik ben een voorstander van leefvormneutraliteit, waarbij het gezinsinkomen leidend is en de belastingheffing plaatsvindt ongeacht de aard en de verdeling van de inkomens tussen beide partners. Maar het zal lastig zijn om de tegengestelde maatschappelijke opvattingen te overbruggen. Onder andere om die reden heb ik de invoering bepleit van een vlaktaks: één proportioneel belastingtarief voor iedereen. De hele discussie of voor de draagkracht het gezin of het individu leidend moet zijn, wordt dan in één klap irrelevant.”
Ondertussen neemt de fiscale scheefgroei nog ieder jaar toe. Heeft u nog wel hoop op een eerlijker stelsel?
„Belangrijk is dat je constructief blijft zoeken naar nieuwe evenwichten. Je moet als wetenschapper bereid zijn tot een dialoog met politici en begrip hebben voor het feit dat zij rekening moeten houden met de emoties in hun achterban. Daarom moet je geleidelijk aan de geesten rijp maken om tot een zekere mate van aanvaarding van noodzakelijke aanpassingen te komen. Kijk naar de hypotheekrenteaftrek. Daar is nu het nodige aan veranderd. Het is bepaald nog niet ideaal, maar nog niet zo lang geleden werd je met tomaten bekogeld als je ook maar íéts wilde bijstellen. Sommige dingen hebben tijd nodig. Maar uiteindelijk willen mensen wél een geloofwaardig belastingstelsel.”
Nieuwe ronde, nieuwe kansen
Hij begon met goede hoop, staatssecretaris Wiebes van Financiën. Kort nadat hij zijn bij de Tweede Kamer in onmin geraakte voorganger Weekers (net als hij VVD) was opgevolgd, ging er een brief naar de Kamer waarin in ronkende taal een noodzakelijke hervorming van het belastingstelsel –„de onvermijdelijke opruiming van de zolder”– werd voorgespiegeld. Het benodigde smeergeld was ook nog eens beschikbaar; 5 miljard euro aan lastenverlichting om pleisters te plakken op de wonden die een nieuw belastingstelsel onvermijdelijk her en der in de koopkracht zou slaan.
De lastenverlichting, die het kabinet na enkele jaren van noest bezuinigen, dolgraag geven wilde, moest er sowieso komen. Maar wat Wiebes betrof bij voorkeur mét een belastinghervorming. Want, zei hij: „Een stelselherziening zonder lastenverlichting is niet haalbaar, maar een lastenverlichting zonder een bijbehorende stelselherziening is een gemiste kans.” Omdat Wiebes er niet in slaagde een politieke meerderheid te smeden voor een belastinghervorming besloot het kabinet dan maar alleen de belastingverlaging door te voeren, dus zonder hervorming. Want, aldus Wiebes, het níét geven van die belastingverlaging zou„een tweede gemiste kans zijn.”
Met nieuwe verkiezingen in het vooruitzicht, prangt de vraag of het partijen straks wel lukt om overeenstemming te bereiken over een nieuw belastingstelsel waar speciale adviescommissies (Van Weeghel, Van Dijkhuizen) al jaren geleden een basis voor legden. Wie weet mag Wiebes straks zélf nog wel „de zolder” kan gaan opruimen. Want hoewel er grote problemen spelen bij de Belastingdienst, solliciteerde hij er onlangs bijna openlijk naar om de overheidsdienst politiek aan te blijven sturen. „Je hebt één gek nodig die bereid is hieraan te trekken. Die hebt u gevonden.”
Om de discussie te entameren, presenteerden commissies van Haagse topambtenaren deze zomer al min of meer een blauwdruk – uitgesmeerd over veertien lijvige rapporten– voor onder meer een fiscale herziening in een nieuw regeerakkoord. De ambtenaren bepleiten onder meer de invoering van één btw-tarief in combinatie met lagere lasten op arbeid en een hogere vermogensbelasting op onroerend goed, verlaging van de winstbelasting voor bedrijven en een verdere afbouw van de hypotheekrenteaftrek. De ambtenaren doen daarnaast ook aanbevelingen om de deels fiscaal gedreven polarisatie op de arbeidsmarkt tussen vast, flexibel personeel en zzp’ers terug te dringen.
Aan de fiscale achterstand van eenverdieners vergeleken met tweeverdieners besteden de ambtenaren in hun nota eveneens aandacht. Zo constateren ze dat belastingkortingen voor tweeverdieners ertoe leiden dat een deel van de tweede partners in tweeverdienersgezinnen helemaal geen belasting betaalt en soms zelfs netto belastinggeld ontvangt. De ambtenaren noemen het echter een „politieke keuze” om je daar druk om te maken.
Zij zelf doen dat niet; in de nota stellen de ambtenaren het kabinet voor om de inkomensafhankelijke combinatiekorting –de IACK, het belastingvoordeel voor tweeverdieners dat nu al oploopt tot bijna 3000 euro– juist nog eens met 1000 euro te verhogen om de arbeidsparticipatie verder te stimuleren. Het neveneffect van deze „uitvoerbare” aanbeveling zien ze wel: „Het verschil in te betalen belasting tussen alleenverdienershuishoudens en tweeverdienershuishoudens wordt groter.” Maar dat negeren is ook een politieke keuze.
Van de tot nu toe gepresenteerde verkiezingsprogramma’s neemt GroenLinks de ambtelijke aanbeveling voor een hogere IACK over. CU en CDA (de SGP moet het programma nog presenteren) kiezen juist partij voor de eenverdiener. Voor het CDA is dat toch opmerkelijk: de partij was in Balkenende IV juist de trekker van de in 2009 ingestelde afbouw van de overdraagbare heffingskorting voor de niet-werkende partner: een maatregel die de kloof tussen een- en tweeverdieners nog ieder jaar een stukje groter maakt.