Monte dei Paschi, de oudste bank ter wereld, vecht voor zijn voortbestaan
De Italiaanse bank Monte dei Paschi di Siena vecht voor zijn voortbestaan, al lange tijd. Deze week presenteerde het management nieuwe maatregelen om te overleven. De vraag is of er beleggers gevonden worden die bereid zijn 5 miljard euro te investeren in de noodlijdende financiële instelling.
Het concern is na het uitbreken van de wereldwijde crisis in 2008 steeds verder in problemen geraakt. Wanbeleid en een enorme hoeveelheid oninbare leningen aan kleine en middelgrote bedrijven zijn belangrijke oorzaken. De verliezen stapelden zich de afgelopen jaren op en de waarde van de uitstaande aandelen verdampte nagenoeg. In 2009 lag de koers nog boven de 20 euro. Daar zijn slechts enkele dubbeltjes van over.
Monte dei Paschi is niet zomaar een bank. Het gaat om de oudste ter wereld. Hij stamt uit 1472; Columbus had Amerika toen nog niet ontdekt. De toenmalige overheid besloot tot de oprichting met de bedoeling dat deze speler een einde zou maken aan de praktijken van talloze kleine geldverstrekkers, die klanten voor leningen woekerrentes in rekening brachten. Siena, een middeleeuws stadje met nu zo’n 54.000 inwoners, in het hart van de regio Toscane, was de geboortegrond van de bank. De hoofdzetel treffen we tot op de dag van vandaag aan in het centrum van die bij toeristen geliefde plaats. Siena en de bank zijn volledig met elkaar vergroeid.
Lokale belangen
Fondazione Monte dei Paschi di Siena is een stichting die optreedt als grootaandeelhouder van het financiële bedrijf. In die hoedanigheid kan zij in goede tijden rekenen op jaarlijks een forse dividenduitkering. Met dat geld probeert ze lokale belangen veilig te stellen en fungeert ze als financier van sociale, educatieve en culturele doelen. De ontwikkelingen bij de bank trekken dan ook diepe sporen in Siena. Sportclubs raken hun sponsor kwijt, maar bijvoorbeeld ook de universiteit loopt flinke bedragen mis.
In 2007 kende Monte dei Paschi nog een sterke expansiedrang. Het lijfde toen branchegenoot Antonveneta in. Die naam was in Nederland niet onbekend. ABN AMRO slaagde er in 2005 namelijk in, na een lange overnamestrijd, een meerderheid te verwerven in deze Italiaanse bank. Twee jaar later echter werd ABN AMRO zelf slachtoffer van een dergelijk gevecht. Fortis, Royal Bank of Scotland en het Spaanse Banco Santander verdeelden de buit. Antonveneta kwam in handen van laatstgenoemde partij, maar stond al spoedig weer in de etalage. Zonder eerst de boeken te hebben nageplozen, hapte Monte dei Paschi toe. De transactie leverde Santander een winst op van 2,4 miljard euro. De koper betaalde een hoge prijs om de vleugels in eigen land verder uit te kunnen slaan en te promoveren tot de nationale nummer drie.
Omslagpunt
De mondiale crisis betekende voor de bank uit Siena het omslagpunt. Sinds die tijd verkeert hij in een permanente worsteling om het hoofd boven water te houden. De centrale overheid in Rome schoot enkele malen te hulp door het toekennen van omvangrijke staatssteun, met instemming van Brussel. Ondertussen raakte de onderneming, in 2013, in opspraak doordat ze verliesgevende derivatenproducten, ingewikkelde constructies, verborgen had voor de instantie die toezicht uitoefent. Ook bij de overname van Antonveneta zou er zijn gerommeld met gegevens.
Vanaf 2011 volgde het ene na het andere miljardenverlies, mede door afschrijvingen op verleende kredieten. Het meest recente cijfer: het derde kwartaal van dit jaar leverde een negatief saldo op van 1,2 miljard euro.
Dat Monte dei Paschi bij de stresstest die de Europese Centrale Bank (ECB) eerder dit jaar liet uitvoeren als voornaamste zorgenkind binnen de bankensector in Europa uit de bus kwam, was dan ook geen verrassing. Maar, uiteraard niet toevallig, juist op de dag van de publicatie van de resultaten van dat onderzoek, eind juli, stemde de raad van bestuur in met een noodplan dat onder meer voorziet in het aantrekken van 5 miljard euro aan vers kapitaal en het verkopen, met stevige kortingen op de oorspronkelijke waarde, van een groot deel van de portefeuille aan slechte leningen op de balans.
Overlevingsstrategie
Als nadere stappen in de overlevingsstrategie kondigde de eeuwenoude instelling deze week kostenbesparingen aan: er gaat een streep door 2600 van de bijna 26.000 banen en 500 van de 1900 filialen sluiten de deuren. Topman Marco Morelli voegde daar een optimistische prognose aan toe: uitvoering van alle nu bekende voornemens zal leiden tot herstel, met in 2019 weer een winst van 1,1 miljard euro.
Spannend blijft voorlopig of er –de inzet is: voor het einde van het jaar– beleggers gevonden worden die het benodigde kapitaal willen verschaffen. Onlangs waren er geruchten in de Italiaanse media over belangstelling vanuit Qatar en andere Golfstaten, maar volgens Morelli zijn er tot dusver geen serieuze biedingen. Op 24 november spreken de aandeelhouders zich uit over de reddingsoperatie.