Column: Allemaal boeffe
Mijn vertrouwen in de mensheid wordt bij tijden zwaar op de proef gesteld. Ik las ooit dat het niet altijd voordelig is lief te hebben in deze wereld, maar dat ’t ook een eer kan zijn bedrogen te worden (A. J. Th. Jonker). Pas dan wel op niet zuur te worden, zoals de gemiddelde Nederlander die met diep wantrouwen is bezet jegens kerk, politiek, media, wetenschap, banken, rechters, artsen, multinationals enzovoort.
Druk gebarend en veel pratend zat hij tegen over ons. Koopman in hart en nieren. Zijn blik straalde grote vakbekwaamheid uit. Genoeg om de laatste restjes mogelijk wantrouwen bij de clientèle weg te nemen. In hoog tempo wees hij ondertussen op de listen en de lagen van de concurrentie. Het meeste daarvan, zo begrepen wij, kwam niet boven het kaliber ”boeffe” uit. Wij werden dan ook met grote regelmaat en klem gesommeerd ons niet uit te leveren aan „die boeffe.”
Met de nodige schaamte en wroeging dacht ik terug aan al die keren dat ik me wel argeloos had uitgeleverd aan „de boeffe.” Maar ja, wat doe je als de afvoer richting riool verstopt is? De eerste de beste bellen die zijn diensten via de Gouden Gids aanbiedt. Maar met 85 euro voorrijkosten –in vakjargon ”opstarttarief”– en een halfuurloon van 87,50 voelt een mens zich toch enigszins getild. „Had u vooraf naar moeten informeren”, sprak de rioolspecialist toen ik hem ruim 300 euro overhandigde. Ik zag de koopman tegenover me denken: „Sukkel.” Hij zei het echter niet, maar riep met stemverheffing: „Boeffe, meneer, allemaal boeffe.”
Ik vertelde hem vervolgens van mijn zwak voor jong ondernemend talent, en hoe een vriendelijk jongmens mij aanbood voor 20 euro de dakgoten te schonen. Leek me een goed plan. Er voegde zich een ander welpje bij hem. Samen klauterden ze met grote behendigheid het dak op. Even later stond hij weer voor me. Hij oogde bezorgd. De nokpannen konden ieder ogenblik naar beneden storten. Hij had iets ontwapenends. Gelukkig kon hij het dreigende gevaar nog tijdig afwenden. Daarna stond de schoorsteen op instorten. Toen mijn vrouw thuiskwam stond de teller op 1100 euro. Ik meende een spottend glimlachje te zien kronkelen om de lippen van de koopman. Met toegeknepen ogen riep hij: „Boeffe, meneer. Allemaal boeffe.”
Toen hij later die middag afscheid nam, was ik voor een koopje eigenaar geworden van een puikbest antiek kastje dat, eenmaal in het volle licht gebracht, toch wel wat voddig oogde.
Sindsdien roept men in huize Belder met vaste regelmaat: „Boeffe, meneer. Allemaal boeffe.” Maar sommige mensen leren het nooit, vermoedt mijn echtgenote…