Discussie over monarchie niet beëindigd met aanpassing fiscale regels
Een zakcentje van 2,5 ton. Zo noemde D66-leider Pechtold donderdag het salaris dat prinses Amalia krijgt als ze eenmaal achttien jaar is. Vrijwel unaniem vindt de Kamer dat dit aan de royale kant is.
Tweede discussiepunt: iedere burger van ons land betaalt belasting over zijn inkomen. Ook al vinden veel Nederlanders de belastingdruk te hoog, iedereen snapt de regel dat alle burgers geld af moeten dragen aan de fiscus. De enige uitzondering: de koning, de koningin en de kroonprinses. Zij behoeven alleen belasting te betalen over hun vermogen. Is dat redelijk?
Over het antwoord op die vraag verschillen de meningen van Kamerfracties behoorlijk. Een meerderheid, grotendeels bestaande uit progressieve partijen, wil dat de koning en zijn gezinsleden gewoon inkomensbelasting gaan betalen, net als alle andere burgers van ons land. Vorig jaar werd al een motie van die strekking aangenomen. Alleen het kabinet wenst die niet uit te voeren. Vandaar dat de PvdA komt met een initiatiefwet.
Of de koning straks zijn handtekening onder die wet zal zetten, is nog maar de vraag. Niet omdat hij zal tegenstribbelen. Koninklijk verzet op dit punt ligt niet in de lijn der verwachtingen. Al zal hij op die dag iets minder vrolijk kijken. Het probleem is dat voor aanpassing van de regels voor het inkomen van de koning de Grondwet moet worden aangepast. Daarvoor is een tweederdemeerderheid nodig. Onduidelijk is of die gehaald wordt. In ieder geval zullen de confessionele partijen niet zomaar instemmen.
Derde kwestie: is er een dealtje gesloten met de Oranjes toen zij in 1972 belasting moesten gaan betalen over het privédeel van hun vermogen? Kregen zij toen een vorm van compensatie? Het pijnpunt is dat –wanneer die afspraak inderdaad is gemaakt– de toenmalige regering niets daarover aan de Kamer heeft meegedeeld. Die ruis is ontstaan doordat premier Rutte recent daarover een losse opmerking maakte.
Van links tot rechts werd donderdag tijdens het Kamerdebat gesteld dat het aanhoudend gedoe over het inkomen van de leden van het Koninklijk Huis schadelijk is voor het functioneren van de koning. Daarin heeft de Kamer groot gelijk. Door middel van een grondig onderzoek naar de Wet financieel statuur Koninklijk Huis wil de Kamer van de aanhoudende discussie af komen. Dat is verstandig.
De vraag is echter of dit werkelijk zal lukken. Het echte probleem zit namelijk dieper. Er is in politiek en samenleving een groeiende groep die zal blijven knagen aan de poten van de troon. Met een zekere regelmaat stelt deze posities en privileges van het koningshuis aan de orde. Vandaag is het de fiscale regeling, morgen gaat het over het gebruik van het regeringsvliegtuig. Afgezien van een beperkt gezelschap voorstanders van een republiek, waakt deze kritische groep voor een frontale aanval op het instituut. Maar de kleine speldenprikken ondergraven wel de positie en het aanzien van de monarchie.
De vraag is of Nederland daar nu echt mee is geholpen. Ook al is kritiek op het koningshuis soms nodig, de bindende functie van het Oranjehuis is juist in onze gepolariseerde samenleving belangrijk. Enige voorzichtigheid is dus geboden.