Cultuur & boeken

Geert Mak brengt generaties familie Six tot leven

Tijdmachines bestaan niet. Maar het patriciërshuis van de familie Six aan de Amstel in Amsterdam heeft er veel van weg. In ”De levens van Jan Six” laat journalist en schrijver Geert Mak het verleden op onnavolgbare wijze herleven door er binnen te stappen.

Rudy Ligtenberg

28 October 2016 11:54Gewijzigd op 16 November 2020 07:59
Rembrandts portret van Jan Six I uit 1654. beeld Wikimedia
Rembrandts portret van Jan Six I uit 1654. beeld Wikimedia

Een familie van stand sleept wat mee door de tijd, merkt Mak op een van de eerste bladzijden van zijn jongste boek op. Voor de familie Six is dat zacht uitgedrukt. Het huis aan de Amstel –nog altijd familiebezit– zit tot aan de nok toe vol met gebruiksvoorwerpen, kunstschatten en archiefstukken die generaties Sixen bijeenbrachten. Het verzamelen en bewaren zat en zit in hun genen.

Geert Mak kreeg de unieke kans om uit deze onuitputtelijke bron de familiegeschiedenis van de Sixen te voorschijn te roepen. In de epiloog van zijn boek schrijft hij dat hij nog altijd niet goed weet wat hem bezielde toen hij voor de verleiding bezweek om zich intensief met deze Amsterdamse elitefamilie bezig te gaan houden. Uit nieuwsgierigheid, zeker, en ook persoonlijke motieven speelden een rol. Maar vooral dat ene, wat historicus Johan Huizinga ”historische sensatie” noemde, gaf de doorslag. Het directe contact met het verleden door het zien, het aanraken van voorwerpen uit vervlogen tijden.

Mak beschrijft wat er gebeurde toen hij in een voorkamer van het huis aan de Amstel stuitte op het portret van een jonge vrouw. „Dit was duidelijk een meisje van goede komaf: in haar linkerhand houdt ze een paar schitterend geborduurde bruidshandschoenen, flonkerend van de pareltjes en het gouddraad. „Nog geen jaar later was ze dood”, zegt de heer des huizes (jonkheer Jan Six van Hillegom, RL). Ze overleefde de geboorte van haar eerste kind niet. Hij trekt een lade open. „Wil je de handschoenen die je op dit portret ziet misschien even vasthouden?” Opeens heb ik de originele huwelijkshandschoen in mijn handen, de parels en het harde gouddraad, de wat stugge stof. Even is het 1612.”

Calvijn

De familie Six kwam oorspronkelijk uit de buurt van Kamerijk (Cambray) in Noord-Frankrijk. Ze behoorde tot de lagere adel en had in de vijftiende eeuw een aanzienlijk vermogen opgebouwd. Later trok de familie naar Saint-Omer, waar ze overstapte op de handel in lakens en kostbare kleurstoffen.

De Sixen kozen in de zestiende eeuw de kant van de Reformatie, de calvinistische variant ervan. Het oprukkende en muitende Spaanse leger zorgde ervoor dat Charles Six –expert in het blauw verven van lakenstof– in de zomer van 1586 met de zijnen naar Amsterdam vertrok. Daar zette hij met groot succes een onderneming op die zich bezighield met de productie van zijden en wollen stoffen en met lakenververij.

Dankzij de verdiende rijkdommen en een uitgekiende huwelijkspolitiek behoorden de Sixen algauw tot de elite van Amsterdam. Met name over Jan I, die in 1618 werd geboren, weet Geert Mak veel te vertellen. Zijn portret –van de hand van zijn vriend Rembrandt– hangt nog altijd in het familiehuis aan de Amstel.

Weeldewetten

In de loop van de geschiedenis komen er veel bekende figuren langs. Nicolaas Tulp bijvoorbeeld, met wiens dochter Jan Six I trouwde. Tulp was een beroemde arts (ook al door Rembrandt vereeuwigd) met uitgesproken orthodox-calvinistische opvattingen. Als lid van het stadsbestuur zat hij onder meer achter de invoering van de zogenoemde Weeldewetten, waarmee al te uitbundige feesten werden verboden.

In de achttiende eeuw duikt Lucretia van Merken (1721-1789) op, volgens Mak „een opvallend moderne vrouw.” Zij bleef het grootste deel van haar leven ongehuwd en schreef vanaf haar jeugd gedichten en algauw ook toneelstukken. Ze was via het genootschap Laus Deo, Salus Populo betrokken bij de psalmberijming van 1773; onder meer Psalm 42 is van haar hand. Op latere leeftijd trouwde ze met Nicolaas van Winter, die de overgrootvader zou worden van weer een Jan Six.

Lucratieve banen

Interessant aan deze studie zijn niet zozeer de persoonlijke beslommeringen van de familie Six door de eeuwen heen, al geven die wel kleur aan het verhaal. De levensverhalen vertellen vooral veel over de tijd waarin deze mensen leefden en over hun denkwereld. Geert Mak legt bijvoorbeeld uit waarom de elite in de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw onderling de lucratieve banen verdeelde. „Bekwaamheid telde nauwelijks: je haalde een familielid binnen omdat hij eigen en vertrouwd was.”

Hij geeft er wel een waarschuwing bij: „We moeten daarbij bedenken dat onze idealen van gelijkheid en gelijkwaardigheid pas tijdens de Verlichting ontstonden. (…) Ongelijkheid werd nog gezien als de normale stand van zaken. Maar er waren grenzen. Ook de van God en stadswege aangestelde regenten konden te ver gaan in hun uitsluiting, afpersing en willekeur.”

Iets vergelijkbaar gold voor de huwelijkspolitiek. Het romantische ideaal van een liefdesverbintenis was in vroeger eeuwen bepaald geen gemeengoed. Een huwelijk had bij welgestelde families bijna altijd een financiële achtergrond. „Op die manier kon het familiekapitaal immers het beste bijeengehouden worden”, schrijft Mak. „Zulke huwelijken waren ”optimaal kapitaalbindend”. De mogelijke gevolgen –inteelt, degeneratie– namen de families op de koop toe. Tot in de twintigste eeuw waren dergelijke verbintenissen binnen het patriciaat en de adel niet ongebruikelijk.”

Aanslag

Minder aandacht krijgt het politieke leven bij Mak, en dat is wel opmerkelijk omdat de Sixen in Amsterdam toch mede aan de touwtjes trokken. Dat prins Willem II in 1650 met een leger voor de poorten van de hoofdstad verscheen (de beruchte Aanslag op Amsterdam) moet toch binnen de stadswallen voor de nodige onrust hebben gezorgd, zeker bij de regentenkliek. Maar daarvan zijn in deze familiekroniek geen sporen terug te vinden.

Mak doet zijn best om zich te verplaatsen in de tijd die hij beschrijft. Daardoor kan hij bijvoorbeeld met droge ogen citeren uit een notitie van Jan Six I, op dat moment magistraat, over de marteling van een dief. „Les één voor de beginner in de „tortuur”: Niet te „schielijk” (snel), „anders verdooft de pijn.” Het „losmaken en weer toeschroeven doet de meeste pijn.””

Fundamentalist

Het is dan ook wat vreemd, en ook storend, dat Mak, zelf domineeszoon, met eigentijdse termen als ”fundamentalistisch” strooit als hij het heeft over orthodox-gereformeerde predikanten, burgemeesters of wetenschappers. Nicolaes Tulp heet op een gegeven moment zelfs „volbloed fundamentalist” en „een opvallend starre en onverdraagzame notabele.” En de beroemde predikant en cartograaf Petrus Plancius krijgt het predicaat „felle fundamentalistische theoloog” opgeplakt.

Mak lijkt zich erover te verbazen dat juist dit soort mannen tot de vooraanstaande wetenschappers van de zeventiende eeuw behoorden. „Het was alsof ze terugschrokken van hun eigen bevindingen.”

En dat Amsterdam in de Gouden Eeuw in ijltempo werd gemoderniseerd door „strenggelovige” regenten „voor wie hel en verdoemenis bijna letterlijk om de hoek lagen”, kan Mak nauwelijks bevatten. „Het laagje moderniteit was vaak maar dun”, verzucht hij. Je ziet hem bijna vertwijfeld het hoofd schudden.

In deze gevallen oordeelt de historicus met maten uit zijn eigen tijd en verzuimt hij te peilen wat mensen van eeuwen her ten diepste bewoog. Een gemiste kans.

Iets meer inzicht had Mak mogen verschaffen als het gaat om de merkwaardige manier waarop zeventiende-eeuwers godsdienstige vroomheid combineerden met het platte, grove, obscene en vulgaire – zoals Jan Six I dat blijkbaar onbekommerd deed. Mak constateert dat Six’ dubbelzinnigheden niet anders waren dan die van de gemiddelde 17e-eeuwse Amsterdammer. Maar wat zegt dit over de mentaliteit in deze tijd? Mak voert dit verschijnsel terug op de „zoekende en verkennende beweging” die onder alle glamour van de 17e eeuw schuilging, met „de voortdurende ambivalentie, de dubbelzinnigheid die het denken van die periode kenmerkte.” Maar dat is waarschijnlijk een net iets te fraaie verklaring. Ging het niet gewoon om een onbedwingbare behoefte om –stiekem en gniffelend– even buiten de kaders van het moreel aanvaardbare te treden? Ook de zeventiende-eeuwer was niets menselijks vreemd.

Ongelijkheid

De familiegeschiedenis die Mak beschrijft strekt zich uit tot ver in de twintigste eeuw. Al die tijd hebben de Sixen een vooraanstaande rol gespeeld in Amsterdam en daarbuiten. Zo was een Piet Six tijdens de Tweede Wereldoorlog de opperbevelhebber van een van de belangrijkste verzetsorganisaties van het land, de Ordedienst (OD).

De eeuwen door bleven afkomst en stand hun stempel drukken op deze adellijke familie. „In wezen gaat dit boek over ongelijkheid en ongelijkwaardigheid”, constateert Mak in de epiloog. „Ongelijkheid was voor de meeste hoofdpersonen van dit boek een vaststaand gegeven, een onderdeel van de van God gegeven ordening die ieder een eigen plaats gaf, man en vrouw, zoon en dochter, dienstmeisje en burgemeester.”

Het is maar de vraag of de wereld er alleen maar beter door geworden is nu het „fort van ongelijkheid” –ook bij de familie Six– is verkruimeld. Een land kan niet zonder mensen die hogere belangen dienen dan alleen directe behoeftebevrediging.

De familie Six bestaat uit generaties kunstliefhebbers en verzamelaars van mooie spullen. Door de eeuwen heen hebben ze monumenten en cultureel erfgoed een warm hart toegedragen. De bijeengebrachte kunstschatten werden met zorg doorgegeven aan het navolgende geslacht.

Geert Mak ziet in het koesteren van zulke collecties een vorm van verzet: „een subtiele poging om bepaalde zaken buiten de tijd en de tijdgeest te plaatsen. Het zijn ”multigeneratieondernemingen”, met als voornaamste doel de levensloop van een generatie te overstijgen, om alles te behouden wat van waarde is, om de eindigheid van het leven te weerstaan.”

Jan Six I besefte echter dat niets op aarde bestendig is en dat het uiteindelijk gaat om het leven na de dood. In een gedicht aan zijn vriend, de dichter en literator Petrus Francius schreef hij op hoge ouderdom:

„De snelle tijd scharniert en blijft voor iedereen maar draaien,

Alle schittering onder de hemel bevestigt de rondgang

Ja, in een snelle beweging gaat alles ten onder.

Eindelijk zullen we al wat ons dierbaar is, missen, Petrus.

Ons huis, waarlangs de Amstel vloeit,

Onze ingetogen vrouw, de kinderen.

Ereposten, geld, en jouw lier…”

De dood was voor hem „een storm die ons in de gewenste haven brengt.”


Boekgegevens

”De levens van Jan Six”, Geert Mak; uitg. Atlas Contact, Amsterdam, 2016; ISBN 978 90 450 3184 2; 446 blz.; € 24,99.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer