Geluidsonderzoeker Kees Doornhein over oorverdovend orgelspel
Beneden in de kerk klinken orgels soms hard. Wat betekent het op dat moment voor de organist zelf en zijn registranten? Zij worden regelmatig aan veel te hoge geluidsniveaus blootgesteld, ontdekte ing. Kees Doornhein met zijn klankmetingen.
Toen Kees Doornhein tijdens een concert in de kathedrale basiliek Sint-Bavo in Haarlem eens als registrant actief was, ervoer hij de enorme klankuitstraling van het orgel. De klank deed pijn aan zijn oren; het front van het orgel staat in die kerk dan ook nogal laag ten opzichte van de speeltafel. „Wat gebeurt hier, en wat is het gevolg voor organisten wanneer zij die geluidsdruk veelvuldig moeten doorstaan?” vroeg hij zich af.
De ervaring in Haarlem was voor Doornhein, orgelliefhebber en gepensioneerd scheepsbouwingenieur, het begin van diverse soorten professionele geluidsonderzoeken rond orgels in kerken. Daarbij werkte hij samen met orgelbouwers, commissies en adviseurs.
In Haarlem stemde organist Ton van Eck er onmiddellijk mee in dat Doornhein een geluidsonderzoek zou doen in de kathedrale basiliek. „Voor zover bekend heeft iets dergelijks in de wereld nog niet plaatsgevonden”, zegt Doornhein, die in ’s-Gravendeel woont.
Hij kwam in contact met de afdeling muziek van het Arbo Kennisplatform, over geluidsnormen voor orkesten. Maar niemand daar is geïnteresseerd in orgels. „Wel hebben ze mij op weg geholpen met het hanteren van normen voor het gehoor.”
Zo geeft de arbodienst maximumnormen voor een- en vijfdaagse geluidsbelasting voor musici die in een orkest spelen. Zonder gehoorbescherming bedragen die respectievelijk 85 en 80 dB(A). „Maar een van de problemen is dat organisten vaak zeven dagen in de week spelen”, zegt Doornhein. Sinds 1985 geldt voor het bedrijfsleven maximaal 95 dB(A), met gehoorbescherming. Een korte blootstelling aan dit niveau is zonder gehoorbescherming toegestaan.
Methode
Met zijn professionele meetapparatuur ging Doornhein in Haarlem aan de slag. Voor de verwerking van de meetgegevens ontwikkelde hij een methode, zodat hij gemiddelde geluidsniveaus tijdens concerten en in speeltijden kon vaststellen. Daar liet hij zijn berekeningen op los.
Dezelfde berekeningsmethode als in Haarlem kreeg Doornhein bevestigd in de Laurenskerk in Rotterdam. Ook besprak hij zijn bevindingen met het audiologisch centrum van de Universiteit Leiden. Met positief resultaat.
Bij metingen bleek onder andere dat in Haarlem voor de registrant het geluidsniveau 1 tot 1,5 dB(A) –30 tot 50 procent– hoger was dan voor de organist. In de Laurenskerk was dat 0,5 dB(A). Bij het laatste orgel komt dat doordat het front hier hoger staat ten opzichte van de speeltafel.
Doornhein berekende dat een organist niet te lang aan 95 dB(A) blootgesteld mag worden, en slechts vijftien minuten lang aan de maximumwaarde van 94 dB(A), die hij in Haarlem mat.
In enkele andere kerken, waar de organist nog meer in het frontgeluid zit, mat Doornhein 96 tot 100 dB(A)! Beneden in de kerk signaleerde hij op ongeveer 20 tot 40 meter voor het orgelfront geluidsniveaus die 3 tot 6 dB(A) lager liggen. Dat is twee tot vier keer zo laag als bij de speeltafel.
Momenteel is de ingenieur bezig met een gecombineerd onderzoek voor de geluidsbelasting van concertorganisten, orgelleraren, dirigenten en beiaardiers. Daarvoor verricht hij metingen bij verschillende grote orgels (onder anderen van Bätz/Witte) en beiaarden (onder andere in Haarlem).
Objectief
De jongere organistengeneratie en leraren aan de conservatoria zijn steeds meer geïnteresseerd in dit soort geluidsonderzoeken om gehoorproblemen te voorkomen, stelt Doornhein. Hij schreef daarom een handleiding voor organisten om selectief te registreren op zeer grote en luid klinkende orgels waarbij de speler direct in het frontgeluid zit.
Doornhein deed ook geluidsmetingen in kerken waar een nieuw orgel moet komen of waar een nieuwgebouwd of uitgebreid orgel minder voldoet. „Het mooie van zo’n geluidsonderzoek is dat subjectieve problemen objectief inzichtelijk worden gemaakt.”
De ingenieur stelt vast dat er in sommige kerken van de gereformeerde gezindte orgels staan met te weinig draagkracht voor de gemeentezangbegeleiding. „Die draagkracht is vooral van belang in kerken met gaanderijen, zoals de oudere kruiskerken met een hoge houten dakconstructie en nieuwgebouwde kerken van onze gezindte. Te weinig grondtonigheid of een te compact gebouwd orgel kan de oorzaak zijn dat het orgel niet overal goed hoorbaar is of gewoon niet goed klinkt. Een instrument met de klankkleur van een Bätz/Witteorgel gedijt het best.”
Akoestische problemen
In nieuwe kerken heeft de verstaanbaarheid van het gesproken woord uiteraard prioriteit, stel Doornhein. „Maar dat heeft nogal een negatieve invloed op de klankuitstraling van het orgel.”
Dit laatste wordt bevestigd door orgelmaker Ide Boogaard uit Rijssen. Hij loopt vaak aan tegen akoestische problemen in kerken waar hij een orgel moet plaatsen. „Het een moet het ander echter niet uitsluiten”, zegt Boogaard. „Een aangebrachte absorberende wand en een open latjesplafond doen geen goed, terwijl harde gestucte wanden weer beter zijn dan bakstenen muren.”
Geheimen
Inmiddels heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) Doornhein gevraagd onderzoek te doen naar de gevolgen op geluidsgebied van een overplaatsing van een historisch orgel.
Wat het hoogtepunt is in zijn werk als geluidsonderzoeker? Doornhein noemt de restauratie van het hoofdorgel in de kathedraal van Antwerpen. „Bij het begin van de werkzaamheden heb ik daar drie dagen gemeten. Het 120 jaar oude orgel heeft een te lage klankuitstraling. Langzamerhand ging het instrument zijn geheimen prijsgeven.”
Kees Doornhein
Sinds twee jaar is Kees Doornhein, die wereldwijd zeeschepen inspecteerde, met pensioen. Alles wat met het orgel te maken heeft, kreeg hij met de paplepel ingegoten. „Mijn vader was koster van de Grote Kerk in Dordrecht. Alle organisten die daar speelden, kwamen bij ons over de vloer. Ik kon het instrument op mijn kamer horen. Zo heb ik een overmaat aan orgel binnengekregen.”
Doornhein studeerde orgel bij Cor Visser, Albert de Klerk, Gemma Coebergh en Cor Ardesch. In België volgde hij lessen bij Peter Van de Velde in de kathedraal van Antwerpen en in Brugge bij Ignace Michiels. Ook volgde hij gastlessen in de Saint-Ouen in Rouen bij Marie-Andrée Morisset.
Doornhein geeft geregeld orgelconcerten en heeft inmiddels vier cd’s opgenomen, waarvan de opbrengst ten goede komt aan de Spaanse Evangelische Zending (SEZ).
Meer informatie: www.keesdoornhein.nl