Protestantse kerk in Algerije groeit. En fors
De protestantse kerk in Algerije groeit. Niet een beetje, maar met tientallen, honderden.
In 1984 hield de protestantse ondergrondse kerk in Algerije een conferentie. Uit het hele land kwamen Algerijnse christenen bijeen, zeventig in totaal. Het aantal protestantse christenen dat officieel staat geregistreerd, bedraagt nu bijna 40.000. Volgens een voorzichtige schatting leven er zo’n 100.000 bekeerlingen onder de 40 miljoen inwoners die Algerije telt.
De protestantse gemeente in de hoofdstad Algiers begon in de negentiende eeuw als kerk voor immigranten vanuit Amerika en Frankrijk. Na de onafhankelijkheidsoorlog met Frankrijk, van 1954 tot 1962 de kolonisator van Algerije, verdween de gemeente. Vanaf 1972 kwamen er weer Algerijnen samen in huiskamers, totdat ook dat in 1983 verboden werd. Het pand dat in Algiers dienstdeed als huiskerk kreeg een zegel op de deur en de voorganger, Mahmoud, werd gevangengenomen. De gemeente werd ervan beschuldigd te evangeliseren, een verboden praktijk in het islamitische land.
Inmiddels komt de gemeente weer samen in het gebouw waar eens de immigranten kerkten. De dienst op vrijdagochtend –de zondag is een werkdag in Algerije– begint om 10.00 uur met zo’n dertig mensen. Na verloop van tijd komen er nog tien bij. Sommige vrouwen zijn gesluierd. „Dat is om problemen met hun familie of buren te vermijden”, vertelt een kerkganger zacht.
„U bent heilig, U bent in mijn gedachten als ik wakker word, U bent mijn koning”, zingt de gemeente staande in de Berberse Kabyletaal. „Melik betekent koning en komt van het Hebreeuwse Melchizedek. Onze taal is heel oud”, vervolgt de buurman.
„Alles wat U doet, doet U uit liefde.” De gemeente zet een nieuw lied in. „Wij zijn gewassen in Uw bloed, wij zijn hier om Uw Naam groot te maken. U heeft als Koning onze boeien losgemaakt en ons vrijheid gegeven. Vul deze plaats met de wonderlijke aanwezigheid van Uw Geest, raak onze harten aan met Uw hart.”
Iets verderop in de bank zit een Nederlandse vrouw. Begin jaren zestig trouwde ze met een Algerijn, fluistert ze, en sindsdien woont ze afwisselend hier en in Nederland. Haar man overleed vier jaar geleden. „Nadat de kerk verzegeld was door de politie ben ik 23 jaar niet meer naar een kerk geweest hier. Zes weken geleden dacht ik: Laat ik gewoon eens aanbellen bij de oude kerk waar wij in het begin kwamen, en voilà, hier ben ik. Ik heb nog gevraagd of ze geen problemen met de buren krijgen als ik hier als buitenlandse kom, maar dat was geen punt.”
Na anderhalf uur begint de preek. Mahmoud gaat in op het eten van offervlees, vanwege het islamitische Offerfeest dat onlangs werd gevierd. „Toen ik jong was, ging ik in discussie met moslims. Maar dat heeft geen vrucht gedragen. We moeten in vrede met hen leven en niet altijd gelijk willen hebben. God kwam in de Heere Jezus als Mens naar ons toe. Hij deed er alles aan om mensen te ontmoeten, kijk maar naar de Samaritaanse vrouw. De dingen in de Algerijnse cultuur die niet tegen ons zijn, kunnen we gebruiken om anderen te winnen. We moeten Algerijn met de Algerijnen blijven. Maar houd steeds één ding in gedachten: er mag geen obstakel zitten tussen jou en Jezus.”
De voorganger richt zich vervolgens tot mensen die in hun omgeving nog niet hebben durven toegeven dat zij christen zijn. Het heeft niet zijn voorkeur, maar als je naar de moskee moet gaan vanwege sociale druk en je kunt er niet omheen, ga dan. Als je Jezus maar niet hoeft te verloochenen. Mahmoud verwijst daarbij naar 1 Korinthe 9, waar Paulus schrijft dat hij vrij is van allen en zich dienstbaar heeft gemaakt om meer mensen te winnen voor het Evangelie. „En ik ben de Joden geworden als een Jood, opdat ik de joden winnen zou; degenen die onder de wet zijn, ben ik geworden als onder de wet zijnde, opdat ik hen zou winnen.”
Na de preek viert de gemeente het avondmaal en zingt in het Frans en in de Kabyletaal: „Als Gods Geest in mij woont, zing, dans, loof en bid ik als David.”
Het is één uur als de dienst eindigt. Na elkaar te hebben begroet met twee of vier kussen op de wang praten de kerkgangers nog lang met elkaar na. „Ik ben in 2010 tot geloof gekomen”, vertelt een man van middelbare leeftijd stralend. „Oui, oui, yes, yes, dat was een feestdag. Ook mijn vrouw en mijn zoon kwamen die dag tot geloof. Mijn vrouw droeg een hoofddoek, die heeft ze toen afgedaan. Sindsdien loven wij God, wij zijn vrij.”
„Ik ben in 1982 tot geloof gekomen. God zij geloofd”, vervolgt een lange grijzende man in het Frans. „Alle mensen hier zijn langer of korter geleden tot geloof gekomen. Sommigen door dromen en visioenen, anderen door christelijke televisie-uitzendingen, en weer anderen door getuigenissen van anderen. Ik ken ook veel mensen die genezen zijn op het gebed en zo tot geloof kwamen. God is goed, God is goed.”
Een jong stel woont als kostersechtpaar bij de kerk. Ze zijn een halfjaar getrouwd. De man, die net als veel anderen anoniem wil blijven, kwam twee jaar geleden tot geloof. Zij volgde. „Ik ben na mijn huwelijk hier gedoopt”, vertelt de vrouw. „We trouwden in het oosten, in Kabylië. Onze families weten niet dat we christen zijn. Bid voor ons dat we kracht krijgen om daarvoor uit te komen.
Ik heb mijn hoofddoek afgedaan en zei tegen mijn zussen en moeder dat mijn man dat wilde. Dat vonden ze goed, want je moet doen wat je man zegt. Ze kunnen ons hier niet bezoeken, omdat onze woonruimte klein is, zeggen we. Dat is ook zo, maar het is natuurlijk vooral omdat ze niet mogen zien dat we bij een kerk wonen.”
De twee kijken elkaar aan. Ze hebben lichtjes in hun ogen. Of ze bang zijn? „Nee, dat is het niet. Het is moeilijk, het is heel moeilijk. Je sociale omgeving betekent alles voor je, we kunnen de gevolgen niet overzien als we ervoor uitkomen dat we christen zijn.”
De volgende dag gaat het stel mee naar de kerk in Tizi-Ouzou, op 100 kilometer van Algiers, in Kabylië (zie ”Van 12 naar 1200 kerkgangers in twintig jaar”). De gemeente van de Église protestante d’Algérie (EPA) hier heeft 1200 leden en is daarmee de grootste in het land. Buiten staan mannen met oranje hesjes met daarop ”Église protestante d’Algérie – service d’ordre”. Ze schudden kerkgangers de hand en wijzen hen een plekje. De zaal beneden zit al helemaal vol en ook op de galerij –die bijna over de hele kerkzaal reikt– kan er bijna niemand meer bij. Mensen bidden hardop. Het gegons is tot in de vezels van je lichaam voelbaar. „We heffen onze stemmen op, zoals in de Bijbel staat”, zegt een man. „U bent heilig, o Eeuwige, U bent heilig”, zingt de gemeente talloze malen achtereen. „Vul mij met Uw Geest, kracht en liefde. Dat ik niet zal vallen, als ik zwak ben. De vijand is een briesende leeuw, maar hij heeft geen kracht.” Een ander lied wordt aangeheven: „God zegt: Ik heb jou als wachter over Algerije aangesteld.”
Voorganger Tareq preekt over het thema ”Wat is de kerk?” Hij vergelijkt de kerk met een gezin. Het lidmaatschap brengt verplichtingen mee, je hoort bij een familie. Je kunt nooit zeggen: Dat is mijn vader, mijn moeder, mijn broer niet meer. In een familie bindt de liefde samen. Zo is dat ook in de kerk. En de erfenis? Die is voor een ingenieur even groot als voor een eenvoudige arbeider.
Vervolgens vergelijkt de voorganger de kerk met een lichaam, daarbij verwijzend naar 1 Korinthe 12:21. „Het hoofd kan niet zeggen tegen de voeten: ik heb jullie niet nodig. God wil dat de kerk groeit, maar daarvoor moet ieder lichaamsdeel wel goed functioneren. Je kunt niet in je eentje christen-zijn, je moet gevoed worden, anders ben je na tien jaar nog een onwetend kind.”
Lopend naar de bus die terugrijdt naar de hoofdstad vertelt de pasgetrouwde vrouw uit Algiers hoe haar man haar op Jezus wees. „Hij las de Bijbel en zei: Dit is waar, dit is echt waar. Toen zijn we gaan bidden en meer in de Bijbel gaan lezen. Dat is het. C’est ça.”
Algerije
Algerije is een land in Noord-Afrika dat in 1962 onafhankelijk werd van zijn kolonisator Frankrijk. De Fransen waren sinds eind negentiende eeuw aan de macht in Algerije. Daarvoor behoorde het gebied toe aan het Ottomaanse Rijk. In de oudheid werd het land, net als de rest van de Maghreb (Marokko, Tunesië, en Libië) bevolkt door Berbers. Vanaf de negende eeuw voor Christus vestigden de Feniciërs zich in het gebied. In de Romeinse tijd was het land onderdeel van de Romeinse provincies Africa en Mauretania Caesariensis.
Vanaf de tweede eeuw was een groot deel van Noord-Afrika christelijk. De kerkvader Augustinus (354-430) van Hippo was een Berber die leefde in het gebied dat nu Algerije heet. In de achtste eeuw brachten de Arabieren de islam in Noord-Afrika. Op dit moment is 99 procent van de Algerijnen moslim.
Het Algerije van nu heeft een sterke bevolkingsgroei meegemaakt. Woonden er in 1962 iets meer dan 10 miljoen mensen in het land, in 1990 waren dat er 25 miljoen en op dit moment zijn het er meer dan 40 miljoen.
Het land kent na een bloedige burgeroorlog tussen 1991 en 1999 nu een periode van redelijke stabiliteit.
In Algerije is de godsdienstvrijheid beperkt. Op het beledigen van de islam en op evangelisatiepraktijken staan een gevangenisstraf van twee tot vijf jaar en een boete van 500.000 tot 1 miljoen dinar, ruim 4000 tot 8000 euro.
In de praktijk is het –zeker buiten Kabylië– vaak lastig om toestemming te krijgen voor de bouw van een kerk. Vijf jaar geleden gaf de Algerijnse president Abdelaziz Bouteflika het startschot voor de bouw van een moskee in Algiers die het grootste islamitische gebedshuis van Afrika moet worden. Het bouwproces is nog volop gaande.
Van 12 naar 1200 kerkgangers in twintig jaar
Karima is de vrouw van een van de voorgangers van de protestantse gemeente in Tizi-Ouzou in Kabylië, op zo’n 100 kilometer van de Algerijnse hoofdstad Algiers, in het noordoosten van het land. Na de zaterdagse kerkdienst vertelt ze over de geschiedenis van de gemeente. „In 1996 waren hier twaalf mensen. Nu zijn we met 1200 leden de grootste protestantse gemeente van Noord-Afrika. De gemeente bestaat volledig uit ex-moslims.”
Zelf kwam ze op haar zestiende tot geloof, nadat haar broer zich bekeerd had tot het christendom. „Ik moest er eerst niks van hebben. Mijn ouders waren strengislamitisch en zijn dat gebleven. Mijn moeder is overleden en mijn vader is 92 jaar. Ik bid en ik geloof dat hij Jezus leert kennen voordat hij sterft. We praten er samen over en hij stelt de laatste tijd meer vragen. Dat stemt me hoopvol.”
Vervolging is er nauwelijks in Tizi-Ouzou, stelt Karima desgevraagd. „Ik ken geen verhalen van mensen uit deze omgeving die om hun geloof gedood zijn. Wel is er sociale druk. Toen ik hier een paar jaar geleden de deur uitging, kreeg ik vanuit voorbijrijdende auto’s verwensingen naar mijn hoofd. Ik zegende die mensen en bad voor hen. Ik was eerder zelf net zoals zij. Inmiddels worden wij als kerk gerespecteerd.”
Vol vuur vertelt Karima over haar contact met een moslimvrouw die zij bij de school van haar kinderen ontmoette. „Twee jaar geleden begon ik een praatje met haar. Ze vertelde me dat haar zoon ziek was en vroeg of ik voor hem wilde bidden. Dat heb ik gedaan, samen met mijn kinderen. De dokter in Algiers constateerde dat de jongen een longziekte had en dat hij voor zijn achttiende zou overlijden.
De moeder was ten einde raad en vroeg opnieuw om gebed. Toen heb ik haar met haar zoon uitgenodigd bij ons thuis. Het hele gezin kwam mee. We baden samen en die avond begon de jongen enorm over te geven. Het ging de hele nacht door. Uiteindelijk was hij genezen. De dokter zei letterlijk: „Dit kan alleen God doen.” Hij stond voor een raadsel. De hele familie werd christen. Twee maanden geleden kwam ook de oma tot geloof.”
Mag je als christen in Algerije getuigen van je geloof? „Er is een wet die stelt dat je je geloof in vrijheid mag belijden. Wij mogen als christenen echter niet evangeliseren. We mogen een moslim niet aan het wankelen brengen, zo staat in die wet.
Als moslims vragen hebben over het geloof, ga ik echter wel het gesprek aan. Jezus zegt: „Als jij je voor mij schaamt, zal Ik Mij voor jou schamen bij Mijn Vader in de hemel.””
De diensten in Tizi-Ouzou zijn charismatisch te noemen. Heeft deze vorm veel raakvlakken met de Berbercultuur? Stellig: „Nee, onze aanbidding is voluit Bijbels en niet cultuurgebonden. De Heilige Geest spreekt tot ons hart en daarvan getuigen wij.”
Over de toekomst is Karima hoopvol: „Onze wens, ons gebed en onze hoop is: een kerk in elk dorp. Niet alleen in Kabylië, maar in heel Algerije. God is bij ons begonnen omdat wij Kabylen vrije mensen zijn. Hij wil ons gebruiken om in Algerije Zijn kerk te bouwen.”