Magisch tekenaar Dick Ket
Museum Arnhem toont in een overzichtelijke expositie het tekentalent van Dick Ket (1902-1940). Te zien zijn ruim 125 tekeningen, aangevuld met voorstudies en brieven, van de jong gestorven kunstenaar.
Met zo’n 50 schilderijen en 250 tekeningen beheert Museum Arnhem het grootste deel van het oeuvre dat kunstenaar Dick Ket naliet. Voor die schilderijen is vaak aandacht geweest, maar een tentoonstelling gewijd aan alleen zijn tekeningen was er niet eerder. En juist bij werk op papier zit je als kijker zo dicht als mogelijk is op de huid van de kunstenaar. Dat is dan ook de charme van deze tentoonstelling, waarbij je kruipt in het leven van Dick Ket, dat niet bepaald over rozen ging.
Ket werd geboren op 10 oktober 1902, met een ernstige hartafwijking die zijn bewegingsvrijheid behoorlijk beperkte. De tentoonstelling laat zien hoe zijn wereld steeds kleiner werd.
Zijn leven begon in Den Helder, waar zijn ouders hem een zo normaal mogelijk leven wilden geven. Hij bezocht de lagere school, deed mee met zijn klasgenoten en ging later naar de hbs, toen het gezin achtereenvolgens in Den Haag en Hoorn woonde. Op de hbs kreeg hij les van Henri Naber, wiens levenswijsheid grote impact had op kunst van Dick Ket. „Ik heb een leraar gehad, officieel voor scheikunde, officieus in philosophie, die eens zei: het leven, alles, kan voorgesteld [worden] door een sinuslijn en hij tekende ons een golflijn op het bord. Ik heb deze voorstelling steeds onthouden, daar ze een grote indruk op mij heeft gemaakt”, schrijft hij later in een brief, te zien in een van de vitrines.
Nabers opvatting van het leven als een doorgaande stroom van gebeurtenissen en ervaringen, waarbij tegenover het negatieve, altijd weer een positieve stond, bood Ket een handvat bij het rechtvaardigen van zijn leven en vooral zijn kunstenaarschap. Het is zichtbaar in Kets tekeningen: tegenover licht staat schaduw, naast gave voorwerpen plaatst hij kapotte objecten. Ook de op- en neergaande sinuslijn is regelmatig in zijn werk te zien. Bijvoorbeeld in het linnen doek aan de rechterkant van zijn krachtige, grote zelfportret uit 1935. Wat daarin ook opvalt is de zorgvuldige compositie: de plaatsing van het gezicht, zijn hand omhoog –wat doet denken aan iconen en renaissanceportretten van evangelisten– en zijn typische baret en lagen kleding over elkaar, dat hem de gelegenheid gaf zijn kunnen in het schilderen van stofuitdrukking te laten zien.
Steeds kleiner
Vanuit Hoorn vertrekt de familie in 1920 naar Ede. Hij kan af en toe nog terug naar de havenstad om tekeningen te maken, maar zoekt zijn onderwerpen ook in de Gelderse Vallei: de schoven in het veld, het glooiende landschap en de gevulde hooiberg achter een boerderij. Als Dick Ket in 1930 met zijn ouders verhuist naar een door hemzelf ontworpen huis in Bennekom is hij alleen nog maar thuis te vinden. Reizen gaat niet meer en zijn omgeving wordt daarmee steeds kleiner.
Vanaf nu kiest hij onderwerpen die voorhanden zijn: stillevens en (zelf)portretten. Van zijn vader hangt in Arnhem een indrukwekkend portret uit 1932, afkomstig uit de collectie van het Haags Gemeentemuseum, waarmee hij de Willink van Collenprijs wint en van zijn verloofde Nel Schilt –met wie hij door zijn ziekte niet kan trouwen– is een portret uit het Centraal Museum te zien. Hij schrijft erover aan Leo Gestel, door wie hij Nel kende: „Het is een hele lap en kost me veel hoofdbrekens. De fluwelen hoed en bontjas die de dame torst zijn verleidelijke effecten om te maken.”
De tekening is zeer minutieus, met veel gevoel voor nuancering uitgevoerd. Het bont is zacht, de kralen van het collier glanzen, de cactus (mogelijk symbool voor de onmogelijkheid van hun relatie) stekelig. Zijn zelfportretten tonen de symptomen van zijn ziekte: de zogeheten ”trommelstokvingers”, rode neus, abcessen en gezwellen; hij laat het onverbloemd zien. Kwetsbaar is het ”Zelfportret (met waskom)” waarin de schilder, net wakker, zijn broze lichaam wast met water uit een perfecte, ronde waskom. „Hij had ontzettend veel plezier in het tekenen op zich”, aldus Miriam Windhausen, samensteller van de tentoonstelling. „Je merkt dat hij genoot van het maken van een goede tekening. Hij vraagt zich bijvoorbeeld in een van zijn brieven af wat zijn leven voor zin heeft. Hij concludeert dat het eigenlijk alleen zin heeft als je er zelf het beste van maakt, en dat zocht hij in het kunstenaarschap.”
Nieuwe realisten
De zelfportretten en stillevens getuigen van wat Dick Ket met zijn kunst beoogde, samen met geestverwante kunstenaars uit de eerste helft van de 20e eeuw zoals Carel Willink, Pyke Koch, Raoul Hynckes en Wim Schuhmacher. Ze wilden nieuwe, realistische kunst maken waarin aan herkenbare, moderne voorstellingen een diepere, ”geestelijke” betekenis werd meegegeven. De ”nieuwe realisten” creëerden zo hun eigen wereld, die soms wat gekunsteld en magisch over kan komen, maar uitblinkt in vakmanschap en getuigt van een knap staaltje teken- en schilderkunst.
”Dick Ket. Magisch tekenaar” is tot en met 4 december te zien in Museum Arnhem.
museumarnhem.nl