Mens & samenleving

Natascha Kampusch: Tien jaar in gevecht met de vrijheid

Heel Oostenrijk zou blij zijn dat ze na acht jaar weer uit haar gevangenschap was opgedoken, dacht Natascha Kampusch. Maar ze kreeg juist met veel argwaan te maken. Ze geniet er nog elke dag van dat ze kan gaan en staan waar ze wil, maar de tien jaren van vrijheid gingen beslist niet vanzelf.

21 October 2016 18:51Gewijzigd op 16 November 2020 07:47
Natascha Kampusch. beeld AFP, Joe Klamar
Natascha Kampusch. beeld AFP, Joe Klamar

Van inleidingen houdt ze niet. „Stel gewoon uw eerste vraag.” Of nee, toch niet. Haar oog valt op het visitekaartje. „Dat woord ”reformatorisch”, heeft dat met Maarten Luther te maken? „O, meer met Calvijn.”

Oké, de eerste vraag dan. Nee wacht, de telefoon gaat. „Die moet ik echt opnemen.”

De Oostenrijkse is enkele dagen in Amsterdam om haar nieuwe boek te promoten. Ze staat er uiteenlopende media te woord. Aan alle verslaggevers laat ze merken dat ze als vrije vrouw eigen baas is.

Zo vindt ze het heerlijk af en toe de rollen om te draaien en zelf vragen te stellen. „Wat is uw favoriete Hollandse eten?” Of: „Hoe vieren calvinisten de communie eigenlijk? Alleen met brood, of ook met wijn?”

Of ze onderbreekt haar verhaal abrupt als ze iets ontdekt in het houtsnijwerk in het meubilair van het Ambassade Hotel. „Hé joh, die stoelpoot heeft de vorm van een pelikaan. Zie je dat ook?” Uit een ander gesprek loopt ze plotsklaps weg, de journalist verbouwereerd achterlatend.

Natascha Kampusch werd als 10-jarig meisje gegijzeld. Wolfgang Priklopil hield haar ruim acht jaar gevangen in een onderaardse kelder. In het laatste jaar van haar gevangenschap werd ze vaker mee naar buiten genomen. Dat bood de kans voor een ontsnapping, en die greep ze. De dader wierp zich voor de trein.

Kort na haar vlucht zei de toen 18-jarige Natascha dat ze haar „derde leven” zou beginnen. Ze had daar hoge verwachtingen van. Achteraf had ze zich er te veel van voorgesteld. „Alles zou heel rond en romantisch zijn. Ik fantaseerde hoe ik een boekwinkel of een kledingzaak zou binnenwandelen en dan zou worden geholpen.

Komt u wel eens bij IKEA? Tijdens mijn gevangenschap zag ik er op tv reclame van. Het leek me zo heerlijk daar te komen. In de praktijk bleek het een huis vol stress en onrust. En uiteindelijk heb je zo’n lelijke kast in huis. Terwijl ik had gedacht dat het mijn leven zou verrijken. Ik zeg niet dat die mensen het verkeerd doen, maar mijn verwachting was duidelijk overdreven. Door de jaren heen was ik de echte realiteit vergeten.”

Is dat derde leven een teleurstelling?

„Een beetje wel, natuurlijk. Ik had al die kritiek nooit verwacht. Bijvoorbeeld dat ik te positief over de dader zou oordelen. Van al die wantrouwende mensen ben ik best geschrokken. Ik had het wereldbeeld van een film: de politie beschermt de goede mensen tegen de kwade boeven. En al die lieve mensen zijn tevreden met hun heerlijke huis achter een prachtige voortuin. Maar zo zit de wereld niet in elkaar. Alle mensen hebben een zondig monster in zich.”

En toch is dat derde leven veel beter dan haar tweede leven, onder in die koude kelder, waar ze honger leed en slaag ontving. „Ik kan alles doen zonder het aan de dader te vragen. Ik kan naar Amsterdam reizen en interviews geven, en ik hoef niemand iets te vragen.”

U schrijft dat u droomde over de vrijheid. Klopt dat met hoe het echt is?

„Vrijheid is iets wat je beleeft. Als je buiten bent en de wind om je oren voelt, geniet je ervan. Maar als je je moet haasten om niet te laat te komen, is het weer anders.

Vrijheid betekent ook dat je je lievelingskleren draagt en met fijne mensen omgaat. Daarnaast is het een politiek thema. Bijvoorbeeld dat mannen de vrouwen niet moeten onderdrukken. Zonder vrouwen komen er immers ook geen mannen bij.”

Over een paar jaar wordt ze 30. Dan begint het „vierde leven,.” Ze hoopt dat dat weer anders zal zijn. Of ze die levensfase alleen wil ervaren of met een partner, wil ze niet zeggen. „Dat is geen stof om met journalisten te bespreken.”

Wat doet u in het dagelijks leven?

„Ik schrijf soms, en ben ook bezig met kunstprojecten.” Ze kijkt op haar nagels en lijkt niet van zins al te diep op het onderwerp in te gaan.

Ook in uw boek zegt u af en toe: hierover zeg ik niets, dat is mijn persoonlijke levenssfeer. U bent wel principieel. Hebt u zulke strenge adviseurs?

Kampusch lacht en kijkt naar de twee agenten van haar Oostenrijkse uitgeverij. „Natuurlijk heb ik goede adviseurs. Toch is dit mijn karakter. Ik ben erg vastbesloten. Mijn ouders kunnen daar lang over uitweiden.”

U hebt na uw vlucht doorlopend kritiek gekregen. Veel Oostenrijkers zeggen dat u vrijwillig bij Priklopil woonde. Bent u nooit aan uw eigen verhaal gaan twijfelen?

„De mensen die twijfel zaaien, weten er vaak helemaal niets van. Ik kan ook wel zeggen dat u goedkope kleren draagt, en toch weet ik er niets van.”

Op feiten volgen interpretaties. Eén daarvan is het stockholmsyndroom, dat zegt dat de ontvoerde zich bindt aan de ontvoerder. Was dat in uw geval zo?

„Dat weet ik niet. Als je met iemand samenleeft, krijg je vanzelf belangstelling voor die ander. Hoe het met de dader ging, was belangrijk. Zonder de dader zou ik immers niet overleven. Dat was niet onnatuurlijk. Ik keurde ook niet goed wat hij deed.

Mensen met het stockholmsyndroom nemen het voor de dader op. Dat heb ik nooit gedaan. De straf die hij heeft gekregen, had hij ook verdiend.”

De dader had een centrale plaats in uw leven. Mist u…

„Nein, nein.”

…hem nog weleens?

„Nein. Daarvoor zijn er te veel andere interessante mensen op deze planeet.”

Toch moet zijn dood ergens ook een gat hebben achtergelaten.

„Als vrij mens heb ik hem niet nodig.”

U schrijft af en toe over God in uw boek. Hebt u in uw gevangenschap ook op Hem vertrouwd?

„Soms heb ik misschien tot Hem geroepen, ja, of tot een hogere macht in het algemeen. In vertwijfelde situaties heb ik ook gebeden. Waarom niet? Als kind ben ik rooms-katholiek opgegroeid, ben gedoopt en heb eerste communie gedaan.

De dader was ook katholiek, maar daarover spraken we nooit. Ik heb later zijn kaart van de eerste communie gevonden. Ik denk dat hij wel in de hel geloofde, want daar moest hij toch heen. En als je in de hel gelooft, geloof je ook in God.”

En u, gelooft u in de hel?

„Hm, dat weet ik niet. Ik geloof wel in het boze, het monster dat in ons allen leeft.”

In uw eerste boek vertelt u dat u genoodzaakt was de dader te vergeven, omdat er anders geen leven meer mogelijk was. Bent u daar nadien bij gebleven?

„Ja. Het alternatief is dat ik hem zou haten. Maar haat vergiftigt ons leven. Het vreet ons op. Bovendien zou ik dan altijd aan hem moeten denken, en dat wil ik niet.

Vergeving hoort wat mij betreft ook bij het geloof. Als ik vroeger als kind in de kerk het ”vergeef ons onze schuld, zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven” uit het ”Vaderonzer” hoorde, had ik daar wel altijd moeite mee. Ik dacht dan: Wie en wat moet ik dan vergeven; waarom toch altijd weer die schuld?

Inmiddels denk ik dat je door vergeven meer jezelf wordt. Maar je groeit ook toe naar het beeld van de vergevende God.”

Na uw vrijlating kreeg u allerlei post, waaronder Bijbels en christelijke lectuur. Kon u dat waarderen?

„Matig. Er zat werkelijk van alles tussen, van Mariabeelden tot aanbiedingen van pelgrimsreizen. Ik vond het merkwaardig.

Helemaal erg was het bezoek van enkele nonnen, die er vanzelfsprekend van uitgingen dat ik mijn geld aan hen zou geven. Ik vond dat een vorm van roverij. Natuurlijk zou ik mijn mantel vrijwillig geven als iemand die nodig had, maar ik had de indruk dat zij deze wilden afnemen.”

U steunt in Sri Lanka een kinderziekenhuis dat uw naam draagt: Natascha Kampusch Children’s Ward. Komt u daar vaak?

„Heel zelden. Je moet via Dubai vliegen om daar te komen, en dat doe ik niet graag. Als vrouw ben je daar niet vrij.

Verder heb ik in Sri Lanka ook te maken met tegenwerking. In mijn boek schrijf ik over de minister van Gezondheid. Vanaf het begin was hij tegen het project. Ik had het geld naar hem moeten sturen en dan had hij zijn naam op het ziekenhuis kunnen zetten. Inmiddels is hij premier, en kan hij mij sterker tegenwerken. Niettemin gaat het project nog steeds door.”

Tijdens uw gevangenschap poogde u zelfmoord te plegen, omdat u dacht dat dit een bevrijding zou zijn. Denkt u dat nog?

„Nee, dat was een bevlieging. Als je in het duister wordt gekweld en geen lucht meer krijgt, komt zo’n gedachte vanzelf.

Ik probeer mild te zijn voor mensen die over zelfdoding denken. Als je erover oordeelt, ken je hun situatie niet. Ik weet wat het is om als vrouw door een man te worden onderdrukt. Zelfmoord is dan een laatste uitvlucht. Maar het is nooit iets om trots op te zijn.”

Met haar gezondheid gaat het goed. Toen ze vrijkwam, woog ze evenveel als bij haar ontvoering: 45 kilo. Enkele keren was ze bijna verhongerd. Inmiddels heeft ze een klein overgewicht.

„De artsen denken dat de echte schade pas op latere leeftijd openbaar komt. Het is mogelijk dat bepaalde dingen achtergebleven zijn in de ontwikkeling. Intussen probeer ik zo gezond mogelijk te leven.”

Gezond leven: voor Kampusch komt dat neer op twee dingen: zonlicht en groente. „Mensen die depressief zijn, lijden vaak zonder het te weten aan vitaminegebrek. Om de somberheid kwijt te raken slikken ze medicijnen en volgen therapieën, van reiki tot bungeejumpen. Maar als ze meer buiten zouden komen en gezonder zouden eten, zou het hun veel beter gaan.”

Zelf ooit zulke therapieën gevolgd?

„Nee, nooit nodig gehad. Maar ik kan me voorstellen dat je van parachutespringen adrenaline krijgt en je weer goed voelt.

Ik heb weleens iets van een slaapmiddeltje geprobeerd dat ook antidepressief werkt. Mijn stemming verbeterde er niet door. En ik werd er heel moe van.”

Wonderlijk dat u altijd zo sterk bent.

„Ja. Niet dat er nooit zware tijden zijn geweest. Maar ik laat me niet gevangennemen door mijn depressies. Je moet met jezelf in het reine komen. Je moet de somberheid van binnenuit bestrijden, met zonlicht en verse groenten.”

Uw Twitteraccount staat al maanden droog. Te veel kritiek gehad?

„Het komt wel weer, maar ik heb er nu geen tijd voor. Ik snap nooit de mensen die zeggen dat ze niet zonder internet kunnen leven. Ik ben zonder internet opgegroeid en voel me prima.”

Iemand zei: Neem bij de ontmoeting met Natascha Kampusch een voorbeeld aan de vrienden van Job. Die zwegen dagenlang, vanwege het vele erge dat hij had meegemaakt. Herkent u daar iets van?

„Wat een wijze raad! Maar als interview lijkt het me moeilijk. Dat wordt een lege pagina in de krant.”


Levensloop Natascha Kampusch

Natascha Kampusch (1988) werd in maart 1998 ontvoerd en opgesloten. De dader zei dat haar familie niet meer in haar geïnteresseerd was. Eind augustus 2006 ontvluchtte Natascha, na acht jaar. In de jaren daarna is ze steeds achtervolgd door de beschuldiging dat haar verhaal niet volledig is. Ze zou zich vrijwillig hebben laten ontvoeren. Ook zouden er meerdere ontvoerders zijn geweest. Onderzoeken in Oostenrijk hebben telkens haar versie bevestigd. Over haar gevangenschap vertelt ze in haar boek ”De diefstal van mijn jeugd”. Recent verscheen ”Tien jaar vrijheid” (beide uitgaven van Meulenhoff Boekerij in Amsterdam).

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer