Column: De harde of de zachte lijn
Minister Bussemaker (PvdA) toonde onlangs aanzienlijk meer begrip voor religieuze minderheden dan haar VVD-collega Schippers. Maar ze deed dat wel in de verwachting dat die achtergebleven groepen zich op den duur wel zullen aanpassen.
Begin vorige week stuurde minister Bussemaker een opvallende brief naar de Tweede Kamer. Zij bakende daarin haar positie af ten aanzien van groeperingen die de moderne opvattingen over de emancipatie van vrouwen en homo’s afwijzen. Het was duidelijk dat ze het niet met hen eens is. Maar ze wilde er wel een zekere ruimte voor laten. Dat valt dan nog weer mee. In de huidige situatie kun je daar zelfs blij mee zijn.
Het emancipatiebeleid moet volgens Bussemaker niet gebruikt worden als een stok om mee te slaan. Zij wil juist ruimte geven aan minderheden en beroept zich daarbij op president Roosevelt van Amerika. Tegelijkertijd stelt zij echter dat groepsnormen nooit de individuele vrijheid mogen inperken. „Individuele rechten gaan altijd boven groepsdwang”, aldus de minister.
Hart van homo’s
De brief vormt het sluitstuk van een hele discussie de afgelopen maanden over de verleende subsidie aan de stichting Hart van homo’s. Onder druk van een Kamermeerderheid (inclusief haar eigen partij) moest minister Bussemaker deze subsidie intrekken.
Hart van homo’s (min of meer de opvolger van Refo Anders) kon niet voor overheidssubsidie in aanmerking komen omdat deze organisatie aan homofielen in orthodox-protestantse kring met name seksuele onthouding als een van de alternatieven voorhoudt. Zo’n standpunt is immers radicaal in strijd met de hedendaagse acceptatie van homoseksualiteit als een volstrekt normale en respectabele levenswijze.
Minister Schippers nam vorige maand in haar H. J. Schoo-lezing een harder standpunt in ten opzichte van degenen (met name moslims) die allerlei moderne waarden niet onderschrijven. Nieuwkomers moest worden voorgehouden dat Nederland het land was van het homohuwelijk en van de Gay Parade. Wie dat niet kon accepteren, hoorde hier niet thuis.
Juist tegen deze gedachtegang verzette Bussemaker zich uitdrukkelijk in haar brief. Kennelijk bestaat er tussen de beide ministers ten aanzien van dit thema een wezenlijk verschil in benadering.
Of je dat ook van hun partijen kunt zeggen? Dat hangt af van de woordvoerder en ook van de omstandigheden. Rutte was, zeker ten tijde van zijn eerste kabinet, bereid tot allerlei vriendelijkheden in de richting van de SGP. De PvdA moest lange tijd rekening houden met een niet te verwaarlozen moslimachterban. Die is inmiddels wel afgekalfd. Het vertrek van Kuzu en Öztürk uit de Tweede Kamerfractie is daar een symptoom van.
Emancipatie
In hun persoonlijke opvattingen inzake de man-vrouwverhouding en homoseksuele relaties is er tussen beide ministers geen wezenlijk verschil. Het zijn allebei eigentijdse, geseculariseerde dames. Bussemaker ziet echter meer in de weg van de geleidelijkheid om groepen met achterhaalde opvattingen bij de tijd te brengen.
Emancipatie is een proces, zo zei zij in een interview in Trouw naar aanleiding van haar brief. Zij wijst erop dat ook de standpunten van progressieve Nederlanders in korte tijd enorm veranderd zijn. In de jaren negentig was er in de VVD nog openlijk kritiek op de plannen om het homohuwelijk in te voeren, zo houdt ze haar liberale collega voor.
„Verandering is mogelijk als je druk van binnenuit combineert met druk van buitenaf”, zo luidt de slotzin van haar interview. Daar heeft ze ongetwijfeld gelijk in. Met een harde confrontatiepolitiek drijf je je tegenstanders veelal op een hoop. De onderlinge solidariteit neemt toe en men is geneigd de traditionele waarden en normen van de groepering nog eens te onderstrepen. Het wordt dan wij tegen zij.
Processen van emancipatie en assimilatie moeten hun tijd hebben. Vaak gaat er wel een generatie overheen. Soms gaat het sneller en nemen ouderen (openlijk) afstand van hun vroegere standpunten en overtuigingen.
Bespreekbaar
Subsidie aan Hart van homo’s vond Bussemaker nuttig omdat homoseksualiteit op die manier in orthodox-protestantse kring bespreekbaar wordt gemaakt. Wel niet precies zoals zij het zou willen, maar het gebeurt in ieder geval.
Het woord ”bespreekbaar” betekent in de praktijk algauw een ter discussie stellen. Niet alleen formeel maar ook inhoudelijk. Gemakkelijk leidt het bespreekbaar maken van iets tot een aanpassing van de gangbare standpunten. Ook al neemt men daarbij (lang) niet alles over van wat in de dominante cultuur qua opvattingen en gedragspatronen gangbaar is, men schuift wel op in die richting.
Je kunt je voorstellen dat men in orthodox-protestantse kring verontwaardigd was over de druk die er op Bussemaker werd uitgeoefend om de subsidie aan Hart van homo’s in te trekken. En dat terwijl allerlei andere organisaties op dit terrein wel subsidie krijgen.
Volledige acceptatie van homoseksualiteit is in onze cultuur in enkele decennia uitgegroeid tot een fundamentele waarde. Wie zich daartegen verzet, komt automatisch in de verdachtenbank terecht. Die huldigt standpunten die niet meer van deze tijd zijn en roept veel aversie op bij de politieke en culturele elite.
Maar je kunt de zaak ook omgekeerd benaderen. Een christelijke organisatie die zich bezighoudt met het thema homoseksualiteit en in de huidige situatie toch in aanmerking komt voor overheidssubsidie, kan dat wel kloppen? Kennelijk vindt de overheid dat zo’n organisatie een bijdrage levert aan haar homo-emancipatiebeleid. Dat roept vragen op ten aanzien van het functioneren van de christelijke grondslag.
Walgelijk
In haar brief aan de Kamer verwijst Bussemaker naar een onderzoek waaruit zou blijken dat bijna vier van de vijf trouwe kerkgangers in orthodox-gereformeerde en evangelische kring seks tussen twee homoseksuele mannen walgelijk vindt. Voor haar is dat een bewijs dat er nog een wereld te winnen is.
Dat vier van de vijf trouwe kerkgangers homoseksualiteit walgelijk vindt, werd in een commentaar in het Nederlands Dagblad bestempeld als een intolerante praktijk die slechts op subjectieve afkeer gebaseerd lijkt te zijn. Zouden we niet eerder moeten zeggen dat hier een Bijbels normbesef in doorklinkt?
Wordt er in de Bijbel anders over homoseksuele relaties gesproken? In de Romeinenbrief lezen we over mannen die met mannen schandelijkheid bedrijven (Rom. 1:27). Dat is duidelijke taal. Er wordt zeker niet begripvol en vergoelijkend over gesproken.
Toch zijn in de brede gereformeerde gezindte en ook in evangelische kring de opvattingen ten aanzien van homoseksualiteit duidelijk in beweging. De vroegere afwijzing, zoals die door mensen als prof. Douma onder woorden gebracht en Bijbels onderbouwd werd, vindt steeds minder weerklank. Niet alleen in de Nederlands Gereformeerde Kerken en bij het ND of de EO, al komt dat het meest naar buiten.
Ook al vindt men in deze kring het homohuwelijk een stap te ver en wijst men de Gay Parade af, een seksuele relatie voor homo’s in liefde en trouw moet volgens velen toch kunnen. Alsof mensen ook niet liefde tot het kwade kunnen hebben en trouw aan het verkeerde kunnen zijn.
Uiteraard is er geen reden om de problematiek van de homofiele naaste (in de eigen omgeving en de eigen kerk) te bagatelliseren en te verzwijgen. Dat gebeurde in het verleden maar al te vaak, maar dat kan en dat mag niet. Het gaat hier om zaken die diep ingrijpen in een mensenleven.
Maar het maakt wel een groot verschil of men in het spreken hierover zijn uitgangspunt neemt in de Bijbel, waar homoseksualiteit duidelijk veroordeeld wordt, of aansluiting zoekt bij opvattingen die in onze geseculariseerde cultuur de overhand hebben.