Tolerantie motiveert tot apologetiek
De stelling dat tolerantie een noodzakelijke vereiste is voor christelijke apologetiek lijkt lang niet ieders instemming te kunnen krijgen. Een pleidooi voor tolerantie wordt nogal eens verbonden met slapheid, toegeeflijkheid, en gebrek aan overtuiging van de waarheid. Tolerantie als het einde van de beoefening van apologetiek?
JA
Wanneer tolereren zou betekenen dat je eigenlijk iedere mening of overtuiging wel moet goedkeuren en accepteren, dan zou iedere verdediging van het christelijk geloof per definitie intolerant zijn. Iemand anders proberen met argumenten te overtuigen van de onjuistheid of onhoudbaarheid van een bepaalde visie wordt dan veroordeeld als intolerantie. Zo wordt er in de volksmond vaak over tolerantie en intolerantie gesproken. Dus tolerantie is dan niet dat je het bestáán van verschillende visies accepteert, maar de verschillende visies zelf accepteert als allemaal even waar. Je moet dus in principe alles wel goedkeuren om tolerant genoemd te kunnen worden. Dan is de opvatting dat er maar één weg tot behoud is (exclusivisme) dus per definitie intolerant. Deze gedachte doet het natuurlijk goed als we ervan uitgaan dat het uitgangspunt ”alles is relatief” ongeveer de enige absolute waarheid is.
Toch is dat een groot misverstand. Dat is alleen zo volgens een nieuwe opvatting van wat tolereren is. Het is de (neo)liberale opvatting, die de oorspronkelijke betekenis van tolerantie uitgehold heeft tot een leeg begrip. Nu kan men dat betreuren, maar veelmeer is te betreuren dat onder christenen het woord tolerantie in een negatief daglicht staat. Er zingt nog altijd een uitspraak rond: „Tolerantie is de moeder van alle dwalingen.” Dat is in strijd met wat de klassieke betekenis van het woord tolerantie nog altijd is. Het lijkt me zaak dat we weer onbekommerd gaan spreken over tolerantie, zelfs als een christelijke deugd.
Iemand die beter begrepen heeft dat tolerantie niet betekent dat we alles accepteren, schreef een artikel ”Tolerantie is niet genoeg” (HP/De Tijd 7-8). De schrijver, Frits Huffnagel (ooit campagneleider van Rutte) merkt het volgende op: „Ja, we zijn in Nederland over het algemeen heel tolerant, maar tolerantie is iets anders dan acceptatie.” Hij voert vervolgens een pleidooi voor meer dan tolerantie inzake een verschijnsel als de Gay Pride, namelijk acceptatie. Waar het me om gaat is het wezenlijke onderscheid dat hij tussen tolerantie en acceptatie maakt. Tolerantie betekent op geen enkele manier dat je alles goedkeurt. Tolerantie is allereerst een zaak van onze innerlijke houding. Een zaak die van belang is om ons op christelijke wijze bezig te houden met apologetiek.
NEE
Wanneer we tolerantie dus zien als iets wat een innerlijke, geestelijke houding vergt, ligt het heel anders. Dan betekent tolerantie niet het einde van de apologetiek. Integendeel. Tolerantie kiest niet de weg van de minste, maar van de meeste weerstand. Tolerantie is verdragen wat je in wezen niet verdragen kunt, namelijk datgene wat men afwijst als onwaarheid, onethisch, onacceptabel. Het is dus eigen aan het woord tolerantie dat je iets afwijst. Wie alles accepteert, tolereert niets meer. Dat had eerdergenoemde schrijver goed begrepen.
Tolerantie is daarom niet gelijk aan een slappe innerlijke houding van toegeeflijkheid, maar vergt juist grote geestelijke spankracht. Wie werkelijk tolereert, lijdt pijn. Tolereren in de huidige populaire vorm –alle meningen zijn even waar– is misbruik maken van het woord. Het zou in die visie kunnen betekenen dat je een leugen voor waar houdt. Dat is dwaas. Tolereren kan evenmin betekenen dat je liefdeloos een ander aan z’n lot overlaat (tolerantie als onverschilligheid). In alles wat we zeggen, ook in wat we afkeuren, dient de liefde door te klinken, willen we geen „hol klinkend vat” (1 Kor. 13:1) zijn. Het gaat erom dat we „de waarheid in liefde betrachten” (Ef. 4:15). Tolereren betekent ook niet dat alles behoort tot onze vrijheid zolang we de ander maar zijn vrijheid laten. We dienen duidelijk te maken dat echte vrijheid een begrensde vrijheid is. Zo bezien vraagt een tolerante houding juist een voortdurende bezinning op de inhoud van de christelijke overtuiging van wat waarheid is, van wat werkelijke vrijheid is, en roept dit om een hart vol liefde.
DUS
De enige manier waarop we christelijke apologetiek kunnen beoefenen is vanuit een tolerante houding. Die wordt dan gevoed vanuit de overtuiging van Gods verdraagzaamheid ten opzichte van ons (Rom. 2:4). Dat neemt niet weg dat we juist duidelijk maken wat er „slecht” is aan bepaalde overtuigingen en wat „goed” is. We verdragen wat in strijd is met onze eigen overtuigingen, in de hoop dat anderen tot bekering en geloof komen. De liefde tot God en de naaste maakt verantwoord tolerant en is de bezieling voor een apologetiek vanuit een bewogen hart.
Dr. M. J. Kater, universitair hoofddocent praktische theologie en apologetiek aan de Theologische Universiteit Apeldoorn.