Weerwoord: Gods Woord in menselijke vorm
Er is alles voor te zeggen dat de Bijbel ons een betrouwbaar getuigenis geeft over Christus’ opstanding en het heil in Hem. Maar hoe tijdgebonden komt dat tot ons? Zijn de Bijbelschrijvers niet gewoon kinderen van hun tijd? Kunnen we daarom het gezag van de Bijbel voor ons wereldbeeld en de ethiek niet beter loslaten?
JA
Er dienen zich op dit terrein dringende vragen aan. Er is in deze rubriek bijvoorbeeld weleens gesproken over de slavernij, die in de Bijbel geaccepteerd lijkt te worden. In het verlengde hiervan zijn er meer dingen te noemen. We accepteren vandaag de dag zonder enige reserve het heliocentrisch wereldbeeld, terwijl de Bijbelschrijvers ervan uitgaan dat de zon om de aarde draait. Blijkbaar nemen wij het wereldbeeld van de Bijbel niet over. Geldt dat ook voor andere Bijbelse gegevens?
Zou het kunnen zijn dat bijvoorbeeld ook het geloof in een historische Adam en Eva behoorde tot het beperkte wereldbeeld van de Bijbelschrijvers, en dat wij vandaag een evolutionistisch wereldbeeld hanteren? Is de Bijbelse verhouding tussen man en vrouw en de visie op het huwelijk misschien ook bepaald door het wereldbeeld van die dagen? De Bijbelschrijvers gaan uit van mannelijke ambtsdragers, en homoseksualiteit staat buiten hun normen. Moeten we de visie op de vrouw in het ambt en homoseksualiteit in het licht van het wereldbeeld van nu herzien? Zijn de uitspraken over de hel ook bepaald door de cultuur van die tijd? En de maagdelijke geboorte?
Het gaat hier ten diepste om de vraag of de Bijbel uiteindelijk een menselijk boek is. Dit is een indringende vraag, die zeker de laatste honderd jaar veel hoofdbrekens heeft gekost. Als we de brochure ”Als Bavinck maar eens kleur bekende” lezen, zien we hoe iemand als Herman Bavinck hiermee worstelde.
Na hem hebben de ontwikkelingen niet stilgestaan en hebben theologen soms belangrijke beslissingen genomen. G. C. Berkouwer vreesde dat we te weinig recht zouden doen aan de historische
bepaaldheid van de Schrift. In zijn visie heeft God, simpel gezegd, menselijke woorden achteraf als Zijn Woord erkend. Bekend is dat H. M. Kuitert niet veel later uitkwam bij: „Al het spreken over boven komt van beneden, ook als we zeggen dat het van boven komt.” En Karl Barth noemde de Bijbel een feilbaar menselijk getuigenis in een reactie op Gods openbaring.
NEE
We kunnen een aantal opmerkingen maken. Ten eerste: de Bijbel is niet gedicteerd, zoals dat van de Koran wordt gezegd. In die zin is de Bijbel voluit een menselijk boek dat gekleurd is door de oosterse cultuur. We lezen bijvoorbeeld over het historische onderzoek dat Lukas verrichtte om zijn evangelie te schrijven. Ik stel me voor dat hij interviews heeft gehouden met Maria of de herders en anderen. In die zin is het er menselijk aan toe gegaan.
Ten tweede is het van belang om te zien dat Gods Geest de eerste auteur is. Het Bijbelse model is dat God de woorden in de mond van de profeet legt (vgl. Deut. 18:18; Matth. 1:22-23, 2:15; Luk. 1:70; Hand. 1:16, 3:18, 4:24-25, 28:25). Dit is trefzeker vertolkt in Nicea: „Die gesproken heeft door de profeten.” Er kan sprake zijn van een complex menselijk proces in de vorming van de tekst van de Schrift, maar dat staat in het kader van het werk van de Geest. De Amerikaanse theoloog Kevin Vanhoozer zegt het zo: „God heeft de Bijbel niet alleen gezag verleend, maar Hij heeft deze in de weg van de voorzienigheid, geschreven.”
Ten derde is de belijdenis van de duidelijkheid van de Schrift van groot belang. Men legt soms zo veel nadruk op de culturele bepaaldheid van de Schrift dat we bijna experts zouden moeten zijn om nog een letter van de Schrift te verstaan. Dan komen we weer terecht bij de middeleeuwse leken, die de Schrift niet mochten lezen omdat ze deze niet konden verstaan. Ik zou liever zeggen dat een christen op de toendra in Siberië, een christen in een huisgemeente in China en een christen in een Messiasbelijdende gemeente in Israël elkaar vinden in de letter van de Schrift.
Wij stellen de Schrift niet onder kritiek, maar de Schrift stelt ons onder kritiek. Dit betekent dat de Schrift zijn eigen betekenis heeft. Hier functioneert ten diepste de notie dat de Schrift zijn eigen uitlegger is.
DUS
De Schrift is Gods Woord dat in menselijke vorm tot ons komt. Deze grondovertuiging geeft geen antwoord op alle vragen, maar biedt wel duidelijkheid over de onomkeerbare historische orde van schepping, zondeval en verlossing en laat evenmin twijfel bestaan over het huwelijk als grondstructuur van ons leven, met alle ethische consequenties daarvan. Intussen verbazen we ons erover dat God Zelf tot ons spreekt.
De auteur is hoogleraar spiritualiteit bij het Hersteld Hervormd Seminarie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.