Mens & samenleving

Sintivrouw Beike Steinbach: altijd wantrouwend

Haar moeder leerde haar niemand te vertrouwen. Vooral de overheid niet. Het zette een blijvend stempel op Beike Steinbach, in de volksmond een zigeunerin. „Iedereen mag in dit land leven zoals hij wil, behalve wij.”

Huib de Vries

13 October 2016 09:00Gewijzigd op 16 November 2020 07:29
Beike Steinbach: „Ik was al een jaar of zestien eer ik ontdekte wat er in de oorlog met de Sinti en Roma is gebeurd.” beeld RD, Anton Dommerholt
Beike Steinbach: „Ik was al een jaar of zestien eer ik ontdekte wat er in de oorlog met de Sinti en Roma is gebeurd.” beeld RD, Anton Dommerholt

Het kost moeite om een woonwagenkampje te zien in het kleine complex op loopafstand van de golfbaan van het Zuid-Hollandse Rijswijk. Het zou net zo goed een bungalowparkje kunnen zijn. Volgens de gemeente Rijswijk ging met de totale vernieuwing van het kamp een langgekoesterde wens van de bewoners in vervulling. Dat is in ieder geval niet de mening van Beike Steinbach (64), bewoner van een van de 24 witte chaletjes. „We leven nu net als de burger in de stad”, stelt de Sintezza vast. „Nu nog de laatste stap. Als je zo kunt leven, pas je toch ook in een huis? Daar willen ze ons uiteindelijk hebben. Verschrikkelijk!”

De intimiteit van het oude kamp is verdwenen. „Als je buiten loopt, zie je niemand. De jongeren zijn aan het werk, de ouderen zitten binnen. Daar heb je alles wat je nodig hebt. Daardoor leeft iedereen nu een beetje op zichzelf. Ja, we zijn hard op weg om burgers te worden.”

Als dochter van een Sintimuzikant trok ze in haar jeugdjaren van plaats naar plaats. „Wanneer er geen kamp was en we de wagen langs de weg parkeerden, hadden we gelijk politie aan de deur. Gestuurd door de bevolking. „Er staan zigeuners.” Dan ging je maar weer verder. Mijn vader speelde in cafés, met broers, neven, ooms… Net wie toevallig in de buurt was. Ik zwierf de hele dag buiten rond. Je kon doen en laten wat je wou. Tot het ons werd verboden om nog langer te trekken.”

Een groot deel van de familie Steinbach is vermoord.

„Niet alleen van de familie Steinbach. Mijn ouders hadden geluk. M’n vader overleefde Kamp Vught en Kamp Amersfoort, mijn moeder Ravensbrück, Auschwitz en nog een kamp. Ze spraken nooit over hun oorlogsverleden.”

Vanwege het verbod in Sintikring om over de doden te spreken?

„Ja, dat is bij ons een taboe. Dat weet je als kind al. We zeggen niet voor niets: Rust in vrede. Als je altijd maar over iemand praat, heeft die persoon geen rust, al is-ie dood. Ik was een jaar of zestien eer ik ontdekte wat er in de oorlog met de Sinti en de Roma is gebeurd.”

Voelde u wel dat uw ouders iets ingrijpends hadden meegemaakt?

„Zeker. Vooral mijn moeder was zwaar beschadigd. Ze was anti alles. Dat heeft ook op mij een stempel gezet. Toen we op de grote kampen terechtkwamen, mocht ik niet naar school. Dat was gevaarlijk. Ik mocht ook niet naar een dokter. Dat was nog gevaarlijker. De grootste vijand was de overheid. Ik vroeg niet waarom, maar nam gewoon aan wat ze zei.

Het wantrouwen zit bij mij heel diep. Al jaren loop ik bij Stichting Centrum ’45, voor behandeling van mensen met een psychotrauma. Mijn oudste dochter ook. Door de inval op dit kamp in 2007, vanwege een landelijke actie. Het leek wel oorlog. Die politiemensen beseffen niet wat ze hebben aangericht. Omdat ze geen polsbandjes bij zich hadden, hebben ze nummers gezet op de armen van de jongens die ze hebben meegenomen. Dat was niet zo fijngevoelig. Bij oudere Sinti zie je nog altijd de nummers uit de concentratiekampen op de armen staan. De kleine groep die de Holocaust overleefde.”

Wist u als kind al dat u een nichtje bent van Settela Steinbach?

„Natuurlijk. Thuis hadden we een tasje met oude foto’s. Daar zaten ook foto’s van Settela bij. Wat Wagenaar in 1994 openbaar maakte (zie kader, HdV), wisten wij allang, maar daar praatte je niet over. Ook een zusje van mijn moeder is op 12-jarige leeftijd vergast. Dat is voor mij niet minder erg. Mijn moeder zat toevallig naar de televisie te kijken toen de documentaire ”Settela” werd uitgezonden. Ineens zag ze die beruchte trein, en het graf van de vader van Settela. Ze kreeg een shock en is opgenomen op de intensive care. De arts daar vroeg wat het nummer op haar arm betekende. Ik was zo boos over zo veel onbenul dat ik zei: „Dat is onze postcode. Die hebben we erin gebrand, omdat ze die altijd vergeet.” Een paar dagen later is ze overleden.

Op weg naar huis werd ik aangehouden door een jonge agent, omdat ik zonder gordel reed. „Heb je niets anders te doen?” zei ik. „Je had in de oorlog zo beschermend moeten optreden voor de zigeuners. Waar waren jullie toen?” Hij keek me aan of hij water zag branden. Ik heb hem uitgemaakt voor NSB’er, landverrader en weet ik niet wat. Na een paar weken kreeg ik twee boetes: voor rijden zonder gordel en voor belediging van een ambtenaar in functie. Het was voor mij een bevestiging van wat mijn moeder zei: „De overheid is je vijand.” Ze had gelijk. Mijn vader zei altijd: „Die tijd komt terug.” Ook hij had gelijk. Dat hebben we in 2007 gezien.”

Waardoor kwam u bij Centrum ’45 terecht?

„Op een gegeven moment werd bekend dat de tweede generatie oorlogsslachtoffers een uitkering kon krijgen. Die heb ik aangevraagd, maar op de valreep is de uitkering door minister Hedy d’Ancona geschrapt. Al die jaren heb ik als alleenstaande moeder met twee kinderen van enkel een bijstandsuitkering moeten leven. Daar ben ik nog steeds gefrustreerd over.”

Uw dochters hebben allebei een goede baan.

„Ja, ik vond het heel belangrijk dat zij gingen leren. Daar profiteren ze nu van. De oudste werkt op het belastingkantoor in Delft, de jongste bij Schiphol. Waar het moet, zijn ze geïntegreerd, maar in hun denken blijven ze Sinti. Ook zij zijn op hun hoede voor de overheid. Voor de oorlog was er in Den Haag een politieman die bij alle Sinti op visite kwam. Hij had hun vertrouwen gewonnen. In de oorlog heeft hij hen allemaal aangegeven. Alle Sinti weten dat.”

Wat is voor u het belangrijkste aspect van de Sinticultuur?

„De taal. En hoe je met elkaar omgaat; de zorg voor elkaar. Bij ons gaan de ouderen niet naar verzorgingstehuizen. Maar, daar heb je het weer: die cultuur wordt ons afgepakt door het uitsterfbeleid van de overheid. Er zijn kampen waar na het overlijden van een bewoner de plek van de verwijderde wagen wordt gevuld me betonblokken. Kinderen wachten tevergeefs op een plaats naast hun ouders. Zo wordt onze traditie afgebroken. De taal is het enige wat overblijft voor de Sinti. Iedereen mag in dit land leven zoals hij wil, behalve wij. Terwijl ons heel veel is aangedaan, maar dat weten de mensen buiten het kamp niet.”

En daarom maakte u een expositie, om dat voor ieder duidelijk te maken.

„Precies. De eerste heb ik helemaal in m’n eentje samengesteld. Een burgerjongen heeft de teksten gemaakt. Dit jaar heb ik de tentoonstelling gemoderniseerd. Het grootste deel is aan de oorlog gewijd. Nog steeds hoor je bijna alleen over Joden als het over de Holocaust gaat.”

Wat vond uw omgeving van de expositie?

„De eerste vraag was: „Wat laat je zien?” Ik kan geen foto’s van overleden Sinti tonen. Die tentoonstelling had wel honderd keer mooier kunnen zijn. Ik koester de Sintiwaarden, maar had graag meer foto’s van onszelf gebruikt.”

Dat klinkt dubbel.

„Het leven van Sinti ís dubbel. Heel dubbel. Ik heb mijn kinderen gestimuleerd om te gaan werken in de burgermaatschappij. Tegelijk heb ik hen gewaarschuwd niet te zeggen dat ze Sinti zijn. Waarom zou je? Als burgers horen dat je op een zigeunerkamp staat, kijken ze ineens met andere ogen naar je. In ieder geval voor mijn gevoel. De vernieuwde tentoonstelling is geopend door burgemeester Van Aartsen van Den Haag. Ik kreeg alle medewerking bij het samenstellen. Dat deed me heel goed. Tegelijk dacht ik: Straks krijg ik de rekening in de bus. Daar heb je weer dat wantrouwen. Dat raak ik nooit meer kwijt.”


De lange weg van Roma en Sinti

Veertig jaar stond de foto symbool voor de uitroeiing van de Nederlandse Joden door de nazi’s: een meisje dat haar hoofd heeft bedekt met een sjaal. Angstig kijkt ze vanuit de deur van een goederenwagon de wereld in, net voordat de trein vanuit Westerbork richting Auschwitz gaat rijden. Journalist Aad Wagenaar onthulde in 1994 dat het meisje op de iconische foto geen Jodinnetje was, maar een Sintimeisje: de 9-jarige Settela Steinbach. De Sintigemeenschap wist dat allang, maar had al die tijd gezwegen.

Beike Steinbach, een nicht van Settela, besloot veertien jaar geleden het zwijgen over het lot van de Sinti te doorbreken. De Sintezza uit Rijswijk richtte de stichting O Lungo Drom (De Lange Weg) op. Onder die naam stelde ze de expositie ”Sinti en Roma door de eeuwen heen in Nederland” samen. Dit jaar vernieuwde ze die, samen met Romakenner Peter Jorna. Op 34 panelen etaleert de tentoonstelling de geschiedenis van de Sinti en de Roma in ons land, van hun komst in de 15e eeuw tot hun huidige situatie. Door de panelen heeft de expositie iets van een boek met 34 kolossale pagina’s. De zwartste bladzijden zijn die over de Tweede Wereldoorlog, toen ook zigeuners massaal werden afgeslacht door de nazi’s.

Het laatste deel van de expositie biedt onder meer informatie over het zwalkende overheidsbeleid in de naoorlogse jaren. Roma en Sinti kregen te maken met een trekverbod. Ze werden verbannen naar grote kampen aan de rand van de steden. Het kamp had een eigen school (per definitie een blo-school) en een gezondheidspost. Bewoners van een wagen ontvingen een bijstandsuitkering.

De aanpassing van de woonwagenwet in 1977 leidde tot verkleining van de centra. De kinderen moesten nu naar scholen in de buurt. De mogelijkheden voor het runnen van een bedrijfje op het kamp werden afgeknepen. Veel Sinti bleven de kost verdienen als ambulant musicus. De expositie eindigt met een paneel over het recht op het wonen in een wagen, een recht dat steeds meer onder druk komt te staan. Langzaam maar zeker worden de Sinti en de Roma naar een woning gedrongen, om daar te gaan leven als een ”gadjo”. Een burger.

De expositie ”Sinti en Roma door de eeuwen heen in Nederland” is van 1 t/m 30 november te zien in het gemeentehuis van Oldenzaal, Ganzenmarkt 1, Oldenzaal.

Lees ook in Digibron:

Settela als Jodin. Wat ze niet was. (RD, 31 mei 2014)

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer