Ds. A. W. van der Plas op weg naar 1 mei
Ds. A. W. van der Plas (1946) heeft sinds 2000 zitting in het hervormde moderamen en is sinds 2001 preses van de Nederlandse Hervormde Kerk. Aan zijn ambtstermijn komt op zaterdag 1 mei een einde, als de kerkvereniging officieel haar beslag krijgt.
Na zo’n veertig jaar is het op 1 mei 2004 zover: de Protestantse Kerk in Nederland wordt een feit. Op die datum verenigen de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Evangelisch-Lutherse Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden zich officieel tot één kerk. Een pijnlijk proces, dat diepe voren trekt in het kerkelijke landschap, komt formeel tot een einde. De kerkredactie publiceert tot en met zaterdag 1 mei iedere dag een artikel waarin aan een bekend persoon uit de Nederlandse Hervormde Kerk een zevental vragen wordt voorgelegd. Vandaag, maandag 26 april 2004, het eerste artikel.
Hoe hebt u de achterliggende maanden, sinds 12 december, ervaren?
„Het is een hectische tijd geworden met heel veel spanning. We hebben het hier niet over de fusie van drie bedrijven, maar over de vereniging van drie kerken. Daar is iedereen met zijn hart bij betrokken, dat kan niet anders. Voor mezelf wil ik zeggen dat ik van harte geloof dat onze roeping in de kerk ligt. Daar mag ik niet uit, daar kan ik niet uit, dat is voor mij een gewetenszaak. Juist vanwege de gereformeerde belijdenis, juist vanwege dit principe weet ik dat mijn taak hier ligt. Het was voor ons, als moderamen, ook een periode waarin we geprobeerd hebben tot het uiterste te gaan om de eenheid te bewaren. De manier waarop er door bezwaarden is gereageerd, heeft me verdriet gedaan. Inbreken in gemeenten, een zaal afhuren, dat is toch de kerk onwaardig? En mag ik vragen: welke Hervormde Kerk denkt men eigenlijk voort te zetten? De brede Hervormde Kerk met zijn onkerkelijke rand? We moeten eerlijk zijn tegenover elkaar. Ook in bondsgemeenten is het echt niet overal boter tot de bodem. Kerkleden die niet meegaan en denken hervormd te kunnen blijven, zullen er na 1 mei achterkomen dat ze in een afgescheiden kerk terecht zijn gekomen. De bezwaarden scheppen zich een eigen werkelijkheid. Dat verdriet me.”
Hoe beoordeelt u de gesprekken die er de laatste tijd tussen het hervormde moderamen en bezwaarden zijn geweest om breuken te voorkomen?
„Ik durf gerust te zeggen dat er geen moderamen is geweest in de Hervormde Kerk dat zo veel gedaan heeft om dreigende breuken te voorkomen als het huidige. We zijn tot het uiterste gegaan. Tot op de laatste synodevergadering van 11 maart toe. Maar steeds werden de eisen bijgesteld. Kijk naar wat er de laatste maanden, in het hele traject, gedaan is. Steeds weer daar wat erbij en daar wat eraf. Met als laatste het overleg dat we als moderamen hebben gehad op 26 maart met een afvaardiging van de Gereformeerde Bond en het Comité. Uiteindelijk zijn we van halfelf ’s ochtends tot halfvijf ’s middags bijeen geweest. We zijn tot op het diepst gegaan, daar ben ik van overtuigd. Wat dat betreft waren we als moderamen heel blij met de verklaring van de Gereformeerde Bond waarin dat erkend werd. Vier keer werd de vergadering geschorst. We hebben ter plekke een verklaring opgesteld in de hoop dat we elkaar toch zouden kunnen vasthouden. Alles is gedaan. U mag van mij weten dat in de laatste schorsing, toen de afvaardiging van het Comité zich voor onderling beraad had teruggetrokken, wij als moderamen samen met de afgevaardigden van de Gereformeerde Bond in gebed zijn gegaan. Dat was een indrukwekkend moment. Of de Heere de laatste poging zou willen doen slagen. We hadden er zo’n hoop op. En dan toch… Triest. Wat hadden we meer moeten doen? We weten als hervormden toch heel goed dat de kerk breder is dan de Bond? Het mag geen koehandel worden. We zijn toch ook nog een keer kerk?”
Zijn er nog mogelijkheden om de zo gevreesde breuk te voorkomen of, na 1 mei, toch weer te helen?
„Ze zijn er volop, alleen vrees ik dat ze niet worden benut. Ze zijn er, echt. Voor gemeenten omdat ze mogen staan op het gereformeerd belijden. Voor gemeenteleden noem ik dan alleen nog maar het register van hen die blijk geven van een band met de gemeenten waarin mensen die echt de stap in de PKN niet kunnen zetten, zich kunnen laten inschrijven. Dat is de eenheid van de gemeenten ons waard.”
Is er voor u nog iets positiefs te ontdekken in alle discussies van de afgelopen maanden?
„Dat er weer nagedacht is en wordt over de kerk en over het verbond. Dat thema staat weer op de agenda en dat is belangrijk. Laten we wel zijn, daarover is nog nooit zo veel gesproken als de laatste maanden. Daarin zie ik iets positiefs. We moeten na 1 mei weer duidelijk maken waar we als kerk voor staan. We zijn zo lang bezig geweest met onszelf. Het wordt hoog tijd dat we onze missionaire taak in de wereld weer oppakken. Niemand van ons wil dat er van de kerk naar buiten toe een beeld ontstaat alsof we alleen maar ruziënd over de straat rollen.”
Wat doet deze kwestie met u persoonlijk?
„Er zijn bezwaarde collega’s voor wie ik echt respect heb. Ik voel me met hen verbonden. Ik preek iedere zondag en ik heb altijd midden in de Gereformeerde Bond gestaan. Dat blijft zo. Ik ben persoonlijk tegen de zegening van niet-huwelijkse relaties, om maar eens een punt uit de kerkorde te noemen. Daar heb ik nimmer een geheim van gemaakt. Maar als voorzitter van de synode ben ik geroepen om de kerk op een kerkordelijke weg te leiden. Dat is de inzet geweest van mijn presidiaat. Ik heb gebeden of we de kerk bijeen zouden kunnen en mogen houden. Het is niet gelukt. Ja, natuurlijk doet dat pijn. Ik heb een kras opgelopen. Er zijn harde dingen gezegd, ook over mij. Ach, wat moet ik daarvan zeggen? Soms moet je zwijgen.”
Uw grootste wens aan de vooravond van 1 mei.
„Dat bezwaarde mensen en gemeenten toch nog zeggen: we kunnen in de PKN voluit gereformeerd zijn. Zelfs al zouden mensen die de hardste woorden gezegd hebben op het allerlaatste moment zeggen: We blijven, we mogen niet afscheiden, dan dank ik vanuit de grond van m’n hart de Heere. We horen bij elkaar. We willen niemand kwijt. Dat beeld wordt soms wel opgeroepen. Alsof we zeggen: Ga maar. Hoe kan dat nou? Juist dat bevindelijke leven -mag ik het zo eens zeggen?- is zo fundamenteel voor de kerk. Dat is tot zegen, dat kunnen we absoluut niet missen.”
Op zondag 2 mei hoop ik…
„Gewoon twee keer te preken in een hervormde gemeente. En de dienst zal verlopen volgens dezelfde liturgie als de week ervoor, ik lees uit dezelfde bijbelvertaling, en we zingen uit dezelfde psalmberijming. Plaatselijk verandert er niets. Helemaal niets.”