„Keus voor abortus is zwart-wit”
Is de tijd rijp voor nieuwe initiatieven die het aantal jaarlijkse abortussen omlaag kunnen brengen? In een debat met abortusarts Louke Kok praten SGP-Tweede Kamerlid Kees van der Staaij en NPV-beleidsmedewerkster Elise van Hoek zich de blaren op de tong. Met een mager resultaat.
Acht abortusartsen hadden al ‘nee’ gezegd toen Pieter Slagboom, voorzitter van de NPV-afdeling Neder-Betuwe, als negende Louke Kok aan de lijn kreeg. Zij was bereid in debat te gaan met Van der Staaij en Van Hoek. Maandag troffen de drie elkaar in de aula van het Van Lodensteincollege in Kesteren voor zo’n 500 aanwezigen, vrijwel allemaal afkomstig uit de reformatorische kring.
Het openingsstatement van Van der Staaij is helder: Ruim dertig jaar na het van kracht worden van de abortuswet zijn er redenen te over om het abortusdebat te heropenen. Hij noemt er drie. In de samenleving gaan stemmen op om het ongeboren leven al tijdens de zwangerschap beter te beschermen. Bijvoorbeeld wanneer de moeder het als gevolg van ongezond gedrag in gevaar brengt. Voor een betere levensbescherming rond abortus biedt de wet volgens Van der Staaij echter onvoldoende aanknopingspunten. Tijd voor verandering, bepleit de SGP.
In de samenleving groeit volgens Van der Staaij het besef dat ongewenst zwangere vrouwen in veel gevallen niet zijn geholpen met een abortus. „Het veroorzaakt na afloop soms een ingrijpende psychische nood.” Tegelijkertijd dreigt abortus zonder nieuw debat in een deel van de maatschappij een steeds normalere manier te worden om een zwangerschap af te breken. Van der Staaij: „Een pleidooi om de aantallen omlaag te brengen, lijkt mij niet meer dan logisch. Als het aantal verkeersdoden door de jaren heen stabiel zou blijven, berusten we daar ook niet in. Ook niet vanuit het argument dat de cijfers gemiddeld genomen lager liggen dan in de landen om ons heen.”
Van Hoek beklemtoont dat er in Nederland rond zwangerschapsafbrekingen een verbazingwekkende situatie is ontstaan. „Om een abortus uitgevoerd te krijgen, volstaat het dat de zwangere vrouw aannemelijk maakt dat ze in een noodsituatie verkeert. Ze stelt dus haar eigen diagnose. Dat gebeurt verder nergens in de gezondheidszorg.”
Maar die „abnormale” situatie is volgens abortusarts Louke Kok uiteindelijk wel wat de wetgever in 1981 voor ogen stond. En dus ziet zij geen noodzaak om nieuwe initiatieven te ontplooien, zoals bepleit door Van der Staaij en Van Hoek.
„Niemand weet precies wanneer het leven begint”, betoogt Kok. „En mijn mening als arts over de abortusmotieven van de vrouw doet wettelijk gezien niet terzake. Ik moet mij ervan vergewissen dat zij zeker is van haar zaak.”
Kok is het eens met Van Hoek dat het begrip noodsituatie in de abortuswet niet concreet wordt gemaakt, maar vindt dat ook onbegonnen werk. „Soms denk ik weleens: Had ik maar een waterdichte, complete checklist, dan wist je altijd dat je goed zat. Maar zo eenvoudig is het niet. Als abortusarts probeer ik een vrouw zo goed mogelijk voor te lichten en te begeleiden rond een lastige keuze. Ik kan uiteindelijk de knoop niet voor haar doorhakken, ze moet zelf kiezen. Dat een arts voor de patiënt beslist, komt in heel de zorg nergens voor.”
Vrouwen die na een abortus last krijgen van verwerkingsproblemen, ziet ze zeker in de kliniek, beaamt Kok. „Maar dat is bij zo’n ingewikkelde keuze als abortus ook onvermijdelijk. Je kunt niet zeggen: We schorten de zwangerschap even een maand of drie op, later kunt u de knoop wel doorhakken. Bij abortus is het zwart of wit. Omdat de keus complex is, kan de verwerking soms heftig zijn.”
„Kunt u misschien schetsen wat voor u echt géén noodsituatie is?”, probeert Slagboom na bijna een uur debatteren. Kok herhaalt: „Ik heb geen enkele mening over de noodsituatie van de vrouw.” Slagboom: „Stel, de Tweede Kamer past de abortuswet zo aan dat een vrouw geen abortus meer kan laten uitvoeren om financiële redenen. Houdt u zich daar dan aan?” Kok: „Uiteraard, want ik moet doen wat er in de wet staat. Maar ik hoop dat de Tweede Kamer dan wel een goed financieel alternatief voor ongewenst zwangere vrouwen op tafel legt. En vóór zo’n wetswijziging zou ik graag worden uitgenodigd voor een hoorzitting in de Tweede Kamer. Om op te kunnen komen voor de belangen van de vrouw.”