Wordt het ooit wat in ngo-republiek Haïti?
Wat moet er toch worden van Haïti? Zes jaar na de verwoestende aardbeving van 2010 kampt het land alweer met een nieuwe ramp: orkaan Matthew. Haïti lijkt er maar niet bovenop te komen.
Mr. Richard Donk
De orkaan Matthew trok de afgelopen dagen een spoor van vernielingen in het Caraïbisch gebied en het zuiden van de Verenigde Staten. De meeste doden en gewonden vielen in Haïti. De meeste schade werd ook daar gemeld. En dat is niet voor het eerst.
In 2004 kostte de tropische storm Jeanne in Haïti aan 2000 mensen het leven. De meeste doden vielen toen in de stad Gonaïves en omgeving. Vier jaar later werd het land binnen korte tijd door de orkanen Gustav, Hanna en Ike getroffen. Ook bij dat natuurgeweld vielen er honderden slachtoffers.
Tot overmaat van ramp legde een verwoestende aardbeving in 2010 een groot deel van het armste land van Zuid-Amerika in puin. De schattingen lopen uiteen, maar algemeen wordt aangenomen dat zeker 200.000 mensen daarbij om het leven kwamen.
En nu was het de beurt aan orkaan Matthew. De storm raasde halverwege vorige week over Haïti. Het dodental als gevolg van het natuurgeweld ligt inmiddels al boven de duizend, maar zal vermoedelijk nog oplopen. Volgens de Verenigde Naties hebben zo’n 1,4 miljoen mensen dringend humanitaire hulp nodig. Hele dorpen op het platteland in het zuidwesten van het land zijn weggevaagd. Volgens deskundigen is dit de zwaarste ramp die Haïti sinds de aardbeving van 2010 heeft getroffen.
En dan het contrast. In buurland Dominicaanse Republiek vielen vier doden door de orkaan Matthew. Dat brengt eens te meer op pijnlijke wijze de verschillen tussen beide landen op het Caraïbische eiland Hispaniola aan het licht.
De oorzaken voor die verschillen zijn divers. En een analyse over de uitzonderlijke kwetsbaarheid van Haïti verzandt al snel in een kip-en-eiverhaal. Ja, Haïti is een van de armste landen ter wereld. Ja, Haïti heeft een zwak bestuur dat de zaken buiten de hoofdstad nauwelijks onder controle heeft.
Daardoor worden bouwvoorschriften in de steden veelal met een korreltje zout genomen. Op het platteland lijken er sowieso geen regels te gelden. Daar mag je blij zijn als je een waterdicht dak boven je hoofd hebt.
En dus is het bij elke natuurramp raak in Haïti. Ook nu weer. Waar in de Dominicaanse Republiek de meeste huizen fier overeind bleven staan, vielen ze in Haïti als kaartenhuizen in elkaar.
Nu zijn er in Haïti zo’n 10.000 (!) buitenlandse hulporganisaties actief. Ook dit keer zorgden zij ervoor dat de eerste nood na de orkaan kon worden gelenigd. Samen met alle extra hulp die inmiddels van buitenaf is ingevlogen.
De vraag is hoe de Haïtiaanse bevolking eraan toe was geweest als deze ngo’s er niet waren geweest. Nu niet – maar ook niet in de afgelopen decennia.
Tegelijkertijd is het de vraag hoe afhankelijk een land van externe hulp mag worden. De Haïtianen zijn er al tientallen jaren aan gewend dat het buitenland bijspringt als de volgende ramp zich aandient. En ook tussentijds vormen ngo’s een fors deel van de kurken waarop het land drijft.
Dat kan snel een mentaliteit van afhankelijkheid en lijdelijkheid in de hand werken. En het opgeven van soevereiniteit. Dat bleek na de aardbeving van 2010. De Verenigde Staten stuurden op grote schaal troepen en humanitaire hulp naar Haïti. Het eerste wat de militairen deden was de controle over de internationale luchthaven van Port-au-Prince overnemen. Zonder enige vorm van kritiek van de Haïtiaanse regering.
Toch waren er ook toen Haïtianen die het initiatief in eigen hand hielden. Zoals de directeur van een ziekenhuis in Port-au-Prince. Amerikaanse soldaten dachten de controle over het hospitaal over te nemen. „Jullie mogen me helpen. Maar dit is mijn ziekenhuis en ik ben hier de baas”, sprak Junie Hyacin- the gedecideerd. En zo geschiedde.
De grote vraag is hoe het nu met de hulpverlening en wederopbouw van Haïti zal gaan. Junior Jetro Cherubin, een boer in de buurt van havenstad Les Cayes, uitte eerder deze al de klacht tegen persbureau AFP: „Waar is de Haïtiaanse overheid? Waar zijn ze? Ik had mais en pepervelden, bijna honderd mangobomen en een boerderij waar mensen zaden konden kopen. Ik ben alles kwijtgeraakt.”
De buitenlandse hulpverlening zal beter verlopen dan na de aardbeving van 2010, verzekert John Mitchell, voorzitter van de internationale overkoepelende hulporganisatie Alnap. Na de beving werd wereldwijd massaal geld ingezameld, maar die fondsen kwamen voor een belangrijk deel niet eens in Haïti terecht.
De reactie op de aardbeving van toen heeft hulporganisaties een aantal lessen geleerd, aldus Mitchell in een interview met de BBC. „We hielden geen rekening met de overlevingsstrategieën van gemeenschappen en we sloten niet aan bij de lokale middenstand. We gingen naar Haïti met ons eigen personeel en onze eigen agenda.”
Tom Newby van Care International benadrukt dat er destijds weinig Haïtiaanse partners te vinden waren. „Maar dit keer is er veel meer ruimte voor samenwerking.”