Binnenland

„Sybe kan niet praten, maar hij vertelt mij toch veel”

„Mijn kind kan niet praten, maar heeft wel veel te zeggen.” Dat zei Elzi de Voogd, auteur van ”Sprakeloos. Zeven moeders over hun zwijgende kind”, donderdag tijdens de presentatie van haar boek in Gouda. „Sybe heeft mijn hart zachter gemaakt.”

7 October 2016 11:53Gewijzigd op 16 November 2020 07:17
Boekomslag van ”Sprakeloos". beeld De Banier
Boekomslag van ”Sprakeloos". beeld De Banier

De zoon (14) van De Voogd heeft een verstandelijke beperking en kan niet praten. Ze ontdekte dat Sybe meer is dan zijn handicap, en dat mensen die niet kunnen praten niet dom zijn. „Sybe zal nooit diploma’s halen en geen carrière maken. Hij kan niet zeggen wat hem bezighoudt, maar hij begrijpt mij goed als ik vraag of hij chips lust.”

Veel mensen met een beperking hebben volgens de auteur een talent dat minstens zo waardevol is als goed kunnen leren en praten. „Zo voelt Sybe haarfijn aan welke mensen openstaan voor het contact met hem. En neem ome Ko, een zeventiger met een ontwikkelingsleeftijd van 2 jaar. Op een feestje voelde ik mij erg ongemakkelijk om wat er werd gezegd. Ome Ko was ook van de partij. Hij zat met een muziekdoosje te spelen. Ineens vroeg hij: „Ben je bang?” Hij had mij als enige door. Ik hield hem niet voor de gek met mijn uitgestreken gezicht.”

De Voogd sprak voor ”Sprake­loos” (uitg. De Banier, ISBN 9789462789036; 19,95 euro) de moeders van Willem, Laura, Barend, Naómi, Okke, Jenneken en Tim, allemaal zwijgende kinderen. Ze wisselt de interviews af met eigen columns. Bram Lubbers zorgde voor de vele foto’s in zwart-wit.

Wat zou Sybe zeggen als hij ineens kon praten? vroeg zijn moeder zich af. „„Mama, waarom koop je nog van dat kinderachtige speelgoed?” Of zou hij vertellen dat hij zo vaak hoofdpijn heeft?”

Mensen die zich niet kunnen uiten door gebaren te maken of te praten, zitten opgesloten in zichzelf en voelen zich misschien eenzaam. Dat maakt hen kwetsbaar, zei De Voogd. „Maar hun grootste beperking is dat wij vaak niet verder kijken dan hun syndroom. Dat wij ons niet afvragen wat we voor hen kunnen doen en wat zij voor ons kunnen betekenen.”

„Communiceren is veel meer dan praten alleen”, stelde Hans van Balkom in zijn lezing. „Alle gedrag –ook problematisch gedrag– is communicatie. Dat laatste kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van het feit dat iemand altijd kiespijn heeft, maar dit niet kan vertellen.”

Van Balkom, aan de Radboud Universiteit in Nijmegen bijzonder hoogleraar ondersteunende communicatie voor mensen met een meervoudige beperking, vertelde iets van zijn zoektocht om sprakelozen met behulp van technologie een stem te geven. Hij gaf het voorbeeld van Auke. Ze is blind, praat niet en heeft een ernstige verstandelijke beperking.

„Auke kan door te kiezen uit tal van kleine gebruiksvoorwerpen die ze op haar spraakcomputer legt, aangeven naar welke winkel ze wil gaan, een drankje bestellen in een restaurant én dankzij deze communicatiemiddelen anderen vertellen wat ze heeft gedaan.”

Van Balkom stond aan de wieg van Milo (stichtingmilo.nl). Medewerkers van dit behandelcentrum voor ondersteunde communicatie begeleiden ouders en hun kind. Niet eenmalig, maar desgewenst een leven lang.

Het valt niet mee om een goede weg te vinden in de communicatie met mensen die niet kunnen praten, ervaart de hoogleraar. „Vergelijk het met een verblijf in een land waar iemand niets van de taal begrijpt. Dan moet hij heel wat fratsen uithalen om duidelijk te maken wat hij wil.”

Onze hersenen bevatten geen taalkwab, zei Van Balkom. „De aanleg om tot taal te komen, zit in de genen. Taal ontstaat niet alleen wanneer je tegen een baby praat. Uit neurologisch onderzoek komt naar voren dat ook gevoel, geur, ritme en beweging in het contact tussen ouders en kind bijdragen aan het herkennen van klanken en de taalontwikkeling.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer