Dat blijkt uit cijfers die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dinsdag bekendmaakte. Volgens het CBS nam het aantal melkkoeien in de jaarlijkse landbouwtelling met 50.000 toe, maar daalde het aantal koeien in de wei met ruim 30.000. Het aantal bedrijven dat de koeien liet grazen liep terug van 78 naar 76 procent.

Volgens het statistiekbureau is de weidegang van koeien naarmate het bedrijf groter is lastiger in te passen in de bedrijfsvoering.

Bij bedrijven met 160 of meer koeien laat 39 procent alle dieren buiten grazen en doet één op de tien boeren een deel van de koeien de wei in. Dat laatste gebeurt vooral bij grotere bedrijven.

Zuivelreus FrieslandCampina, die 80 procent van de Nederlandse boerderijmelk verwerkt, meldde maandag dat 77,9 procent van de 12.600 aangesloten melkveebedrijven vorig jaar „een vorm van weidegang” toepaste. In 2014 was dat 77,2 procent. Het streven is om de weidegang in 2020 weer op het niveau van 2012 te hebben (81,2 procent). Om zijn boeren te stimuleren de koeien vaker de wei in te doen, wil het coöperatieve concern de zogeheten weidegangtoeslag met 50 eurocent verhogen naar 1,50 euro per 100 kilo geleverde melk. Dit voorstel wordt de komende tijd met de leden-veehouders besproken.

Dat de zuivelindustrie andere cijfers presenteert dan het CBS heeft onder meer te maken met de manier van rekenen. Het CBS telt alleen volledige weidegang mee (koeien die minimaal 120 dagen per jaar minstens zes uur per dag in de wei doorbrengen), de zuivelsector kijkt ook naar minder vergaande vormen (deelweidegang).

Volgens Milieudefensie laten de CBS-cijfers zien dat de sector het zonder wettelijke verplichting niet voor elkaar krijgt om koeien in de wei te houden. De vakgroep melkveehouderij van boerenorganisatie LTO is daar tegen en ziet meer in stimulering via de weidegangtoeslag. „Dat werkt beter dan het van bovenaf opleggen via regels”, aldus een LTO-zegsman.