Doeken van onschatbare historische waarde
De in 2002 gestolen doeken van Van Gogh hebben een een waarde van vele miljoenen euro’s. Maar ook in kunsthistorisch opzicht zijn Zeegezicht bij Scheveningen en Het uitgaan van de Hervormde Kerk te Nuenen van onschatbare waarde.
Zeegezicht bij Scheveningen is het enige schilderij in de collectie van het Van Gogh Museum uit de periode die de schilder tussen 1881 en 1883 in Den Haag doorbracht. Het doek is één van slechts twee zeegezichten die hij in zijn Nederlandse jaren schilderde. Het geldt volgens het museum als „belangrijk voorbeeld van zijn vroegste schilderstijl waarin hij zich al heel eigenzinnig toonde.”
Het Uitgaan van de Hervormde Kerk te Nuenen is van grote emotionele waarde omdat het volgens het museum een biografische lading heeft. Het gaat om een klein doek dat Van Gogh begin 1884 voor zijn moeder schilderde. Het toont de Nederlands Hervormde Kerk in de Brabantse plaats waar zijn vader als predikant aan verbonden was.
Na de dood van zijn vader, bewerkte de schilder het doek opnieuw en voegde er kerkgangers aan de voorgrond aan toe. Het gaat onder meer om vrouwen met omslagdoeken die gedragen werden in tijden van rouw. „Mogelijk is dit een verwijzing naar de dood van zijn vader”, zo stelt het museum.