Appelstroop ook lekker op varkenshaasjes
Appelstroop, perenstroop, perenappelstroop, vruchtenstroop, bietenstroop. Dagelijks smeren duizenden Nederlanders een lik van het stroperige goedje op brood. Fabrikant Canisius Henssen uit Schinnen produceert jaarlijks 3 miljoen kilo. „Ook lekker op een varkenshaasje.”
De geschiedenis van de stroopstokerijen in Limburg is meer dan een eeuw oud. In 1897 telt het dorpje Schinnen zeker tien stroopfabriekjes. Het heuvelachtige landschap is daarmee bakermat van de stroopstokerij. In 1903 besluit fruithandelaar Jean Canisius ook op grote schaal te gaan stoken.
In open koperen ketels kookt Jean op een houtvuur zijn appels en peren. Met een houten pers drukt hij het sap uit de vruchten en vangt het vocht in de kelder op. Een scheut natuurlijk verdikkingsmiddel brengt het product op de gewenste dikte.
Een aangetrouwde neef, Henri Henssen, treedt in 1921 aan als bedrijfsleider. Vader Henri zet ook zijn zonen Harie, Piet en Alphons aan het werk. De appel valt niet ver van de boom. Ook de vierde generatie zet inmiddels haar schouders onder het familiebedrijf. De drie man sterke directie bestaat uit oom Alphons als technisch directeur, neef Jean-Pierre als commercieel directeur en neef Maurice als productiedirecteur. De aandelen zijn verdeeld over veertien neven en nichten. Het personeelsbestand telt 21 medewerkers.
In meer dan honderd jaar is het productieproces sterk gemoderniseerd én tegelijkertijd grotendeels hetzelfde gebleven. Vier, vijf medewerkers staan nu aan de lopende band bekers te vullen. Om de paar seconden laat een machine automatisch een dikke straal appelstroop in lege bekers stromen. Een velletje afdekfolie erop, een dekseltje erover en klaar is Kees.
De bereiding van de stroop is heel wat arbeidsintensiever. „Om 1 kilo pure appelstroop te produceren hebben we 7 kilo appels nodig”, vertelt commercieel directeur Jean-Pierre Henssen. Elk jaar verwerkt de stroopfabriek 15 miljoen kilo appels, peren en suikerbieten.
Alle appels worden eerst gewassen, vervolgens vier tot vijf uur gekookt en aansluitend geperst. Het sap wordt opgevangen en stroomt naar grote opslagtanks, de overblijvende pulp wordt afgevoerd als veevoer. De fabrikant zuivert het vocht en dikt het in tot siroop. „Op werkdagen verwerken we 130.000 kilo grondstoffen.”
Dit halffabrikaat wordt in de eindfase met indampinstallaties nogmaals ingedikt en gemengd. De zure appelstroop wordt daarbij gezoet met peren of suikerbieten. Suiker, conserveermiddelen, smaak- en kleurstoffen zijn taboe. Canisius kiest voor puur natuur. Stroop maken blijft vakmanschap, vertelt Henssen. „Je kunt veel onderdelen automatiseren, maar het oog van de meester blijft noodzakelijk.”
De stroop verdwijnt ten slotte in blikken, bekers, potten, cups, emmers of bulkverpakkingen. De hoeveelheden variëren van cupjes van 25 gram tot bulkverpakkingen van 680 kilo. Per dag vullen de medewerkers zo’n 30.000 bekers. Klanten van Canisius zijn supermarkten (Edah, Konmar, Plus, Super De Boer, C1000, Jumbo, Aldi, Dirk van den Broek), groothandels (Makro en Sligro) en industriële verwerkers (bakkers en dropfabrikanten).
Canisius zet zes verschillende soorten op de markt: rinse appelstroop, perenstroop, perenappelstroop, viervruchtenstroop, bietenstroop en biologische stroop. Zo’n 90 procent vindt zijn weg in Nederland, circa 10 procent gaat de grens over naar Duitsland, België, Engeland, Scandinavië, Spanje en Polen. Emigranten in Australië, Nieuw-Zeeland en Canada snoepen ook altijd nog van het oer-Hollandse product. „Ik denk dat dat met heimwee heeft te maken.”
Spectaculaire groei verwacht de commercieel directeur niet direct. De ”hofleverancier” is in ruim honderd jaar tijd uitgegroeid tot marktleider in Nederland. De totale stroopmarkt is ongeveer 7 miljoen kilo groot. Daarvan neemt Canisius 3 miljoen voor zijn rekening. Van de honderden stroopstokerijen die Nederland ooit telde, zijn er slechts twee over. Canisius in Schinnen, Frumarco in Beesel. Een derde bedrijf, Hero, maakt alleen stroop uit halffabrikaten.
Last van de huidige recessie heeft de stroopfabriek niet. Integendeel. „Ook al gaat het economisch slechter, mensen blijven toch eten. Bovendien is stroop een van de goedkoopste vormen van broodbeleg. Wij merken daardoor juist een lichte stijging in de omzet.”
Appel- en perenstroop zijn niet alleen geschikt voor de boterham. Jean-Pierre toont een folder voor een reeks andere toepassingen: varkenshaasjes, kippenborst, bloedworst, konijnenbout en Limburgse geitenkaas. Voor de liefhebber.