Voor Israël
Psalm 8:10
O Heere, onze Heere, hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde!”
De beloofde en langverwachte bekering van de Joden zal het grootste aandeel hebben in deze heerlijkheid. Waar vind ik die heerlijke beloften uit het heilige Woord? Ik denk dat Mozes en de profeten, Christus en Zijn apostelen mij elk op het krachtigst toeroepen om hun getuigenissen aan te nemen. We zullen slechts een paar zeer voorname bewijzen bezien.
Paulus stelt ons alles in het kort voor: „Want ik wil niet, broeders, dat u deze verborgenheid onbekend zij, (opdat gij niet wijs zijt bij uzelf), dat de verharding voor een deel over Israël gekomen is, totdat de volheid der heidenen zal ingegaan zijn. En alzo zal geheel Israël zalig worden” (Romeinen 11:25-27). De grondtaal toont in dit vers dat de verharding Israël was toegevallen, gelijk het de heidenen onder de dagen van het Oude Testament ten deel was in hun eigen wegen te wandelen.
Mozes heeft het al van alle tijden voorzien en voorzegd: „Dat Ik ook met hen in tegenheid gewandeld, en hen in het land van hun vijanden gebracht zal hebben. Zo dan hun onbesneden hart gebogen wordt, en zij dan aan de straf hunner ongerechtigheid een welgevallen hebben. Dan zal Ik gedenken aan Mijn verbond met Jakob en ook aan Mijn verbond met Izak en ook aan Mijn verbond met Abraham en aan het land” (Leviticus 26:41-45).
David Flud van Giffen, predikant te Dordrecht
(”De nog verwachte heerlijkheid der Kerk”, 1680)