Hemels verlangen
Psalm 8:10
„O Heere, onze Heere, hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde!”
Johannes toont ons (Openbaring 15:3 en 4) het gezang van Mozes, de dienstknecht Gods, en het gezang des Lams. Dat betekent met vreugde spreken van de profeten en het Evangelie, zeggende: „Groot en wonderlijk zijn Uw werken, Heere, Gij almachtige God, rechtvaardig en waarachtig zijn Uw wegen.”
Dat betekent ook wraak oefenen over de goddelozen en de vijanden der kerk; in Christus Zijn erfdeel geven (Psalm 2:8); de gelovige bewaren en het loon geven aan al Uw dienstknechten (Openbaring 11:18). De heiligen zullen dan alle aardse erfenis verachten en te allen tijd verlangen naar die stad die fundamenten heeft, en met een hartelijk verlangen en versiering van hun hart de komst van de Heere Jezus uit de hemel tegemoet zien, opdat Hij hen bij Zich opneemt.
Verder willen we weten wat de Heilige Schrift ons nog verklaart van de bijzonderheden die deze heerlijkheid van de kerk zullen uitmaken. Wij zullen alleen de hoofdzaken voorstellen. In de eerste plaats wordt ons duidelijk wat de Heilige Schrift ons belooft van een grote overvloed van alle Goddelijke en menselijke wijsheid. Het licht der zon zal zevenvoudig zijn, als het licht van zeven dagen (Jesaja 30:26). Velen zullen het naspeuren, en de wetenschap zal vermenigvuldigd worden (Daniel 12:4). Een jongeling zal zo veel weten als tevoren iemand van honderd jaar oud (Jesaja 65:20).
David Flud van Giffen, predikant te Dordrecht
(”De nog verwachte heerlijkheid der Kerk”, 1680)