Op jacht met de vleermuisdetector
Een zwoele zomeravond. Het daglicht trekt zich terug, de schemering valt in. Dit is het ogenblik waarop de vleermuizen tevoorschijn komen.
Een klein groepje –vooral oudere– vleermuisliefhebbers vertrok vorige week vrijdagavond naar Landgoed Schaffelaar bij Barneveld om onder leiding van een IVN-gids op zoek te gaan naar vleermuizen. „Vleermuizen zijn zoogdieren, maar geen muizen; ze horen bij de handvleugeligen”, zegt gids Hans Boland tegen de deelnemers die op een bankje zitten naast een van de gebouwen op het landgoed.
Hij haalt een tekening tevoorschijn van een vleermuis. Daarop is te zien is hoe de dunne vlieghuid gespannen is tussen bijzonder lange vingerbeentjes. Die vlieghuid stelt vleermuizen in staat te vliegen, een eigenschap waardoor ze uniek zijn onder de zoogdieren.
Een van de excursiedeelnemers merkt op dat vroeger verteld werd dat vleermuizen in je haar gaan zitten en soms bijten. Boland helpt dat misverstand snel de wereld uit. „Dat is een fabeltje. Vleermuizen hadden vroeger een slechte naam, maar onterecht, want ze doen geen mens kwaad. Heel soms gebeurt het dat een vleermuis in huis verdwaalt, maar als je een raam openzet is hij zo buiten. In Zuid-Amerika zijn wel vleermuizen die bloed zuigen, maar hier niet. In de tropen bestaan trouwens ook grote vruchtenetende vleermuizen. De Nederlandse soorten zijn echter klein en eten insecten.”
Om die te vangen, beschikken vleermuizen over nog een unieke eigenschap: sonar, vervolgt Boland. „Tijdens het vliegen stoot een vleermuis heel hoge geluidjes uit, die wij niet meer kunnen waarnemen. Kleine kinderen kunnen ze soms nog horen, maar voor ouderen zijn ze te hoog, boven de 20 kilohertz, dus ultrasoon. Als zo’n geluidsgolf een insect raakt, kaatst het signaal terug en de vleermuis vangt dat op met z’n grote oren. Om het motje precies te lokaliseren, laat hij de piepjes steeds sneller op elkaar volgen, tot hij het beestje bereikt heeft. Dan slaat hij het met een vleugel bewusteloos, vangt het op in een plooi van zijn buikhuid en vliegt ermee naar een hangplek om het op te eten.”
Vleermuizen kunnen namelijk niet zitten, alleen ondersteboven hangen. Overdag hangen ze zo in een holle boom of in een gebouw, bijvoorbeeld een spouwmuur, om rond zonsondergang te gaan jagen.
Inmiddels is de zon ondergegaan, dus het wordt tijd voor de vleermuizenjacht. Tussen een paar gebouwen op het landgoed vindt Boland een kansrijke plek: een muur met bovenaan houten betimmering. Met zijn zaklamp schijnt hij op de grond, en jawel: vleermuizenkeuteltjes. Vervolgens richt hij de lichtbundel op de spleet tussen muur en wat houtwerk, en zowaar meent een van de deelnemers iets te zien bewegen. Maar er vliegt niets uit, dus Boland leidt het groepje verder: het donker wordende bos in. Hij legt uit: „Rond deze gebouwen zitten gewone dwergvleermuizen; dat zijn de kleintjes die bijna overal te zien zijn. In het bos heb je ook kans op andere soorten.”
Hoe zie je het verschil? „Het verschil kun je horen met deze detector. Dat is een apparaatje dat het ultrasone geluid hoorbaar maakt. Met een knop kun je de frequentie instellen, wat voor determinatie van belang is. Zo hoor je de gewone dwergvleermuis het best rond de 45 kilohertz, en de grootoorvleermuis rond de 35.”
Naar die grootoorvleermuis gaat Boland nu op zoek. In een prieeltje heeft Boland onlangs twee exemplaren zien hangen tussen de dakspanten. Maar helaas, vanavond zijn ze niet aanwezig. En ook op de detector zijn ze niet te horen.
Boven de vijvers in dit deel van het landgoed schitteren de watervleermuizen vanavond ook door afwezigheid. Misschien zijn ze er morgenavond. De dwergvleermuizen echter laten zich geregeld horen, en zien. De tikken van de vleermuisdetector klinken door de donkere avond.
----Nacht van de Vleermuis
Elke laatste weekwisseling van augustus (dit jaar dus 26 tot 28 augustus) wordt in dertig landen de Nacht van de Vleermuis georganiseerd. In Nederland wordt dit gecoördineerd door de Vleermuiswerkgroep Nederland, de grootste vrijwilligerstak van de Zoogdiervereniging. Niels de Zwarte, voorzitter van de werkgroep, legt uit waarom: „Omdat we vleermuizen zo fascinerend vinden. Daarom organiseren we, in samenwerking met Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, KNNV en IVN, excursies om aandacht te krijgen voor deze bijzondere schepseltjes. Er moet maatschappelijk bewustzijn komen, wat belangrijk is voor de bescherming.”
Die bescherming is wel nodig, want niet alle vleermuissoorten hebben het gemakkelijk. Kerkzolderbewoners zoals grootoorvleermuis, watervleermuis en baardvleermuis zijn hard achteruitgegaan door houtwormbehandelingen in het verleden. Inmiddels gaan de aantallen weer vooruit. Zeldzame soorten zoals de ingekorven vleermuis daarentegen worden steeds zeldzamer; de hoefijzerneuzen zijn zelfs al uit Nederland verdwenen. De Zwarte: „Vleermuizen zijn kwetsbaar doordat ze meerdere verblijfplaatsen nodig hebben –kraamplek, paarplaats en winterverblijf– en intacte vliegroutes daartussenin.”
En dan is er nog een derde groep, die van stadsbewoners –gewone en ruige dwergvleermuis en laatvlieger– waarvan nog te weinig gegevens zijn, maar die ook bedreigd worden, bijvoorbeeld wanneer oudere woonhuizen alsnog worden geïsoleerd. De Zwarte: „Hier ligt een conflict tussen de duurzaamheidsdoelstelling en de biodiversiteitsdoelstelling. De communicatie tussen de betreffende ministeries laat helaas te wensen over.”