Column: Onze democratie en rechtsstaat komen onder druk te staan
Op de woensdagavond daags na de aanslagen van 11 september 2001 kwamen leden van het Amerikaanse Congres voor een herdenkingsdienst bijeen in de rotunda, de cirkelvormige ruimte van het Capitool. Na een gebed las ds. Lloyd Ogilvie, de kapelaan van de Senaat, Psalm 46. „A great psalm of comfort and courage. It gives us personal hope and reassures our nation that God is in charge.” Een gebeurtenis die mij tot op de dag van vandaag is bijgebleven.
Inmiddels zijn er vijftien jaren verstreken. Jaren vol gewapende conflicten en oorlogen, gruwelijke aanslagen en veel meer ellende. Het bloedvergieten hield en houdt niet op, mensen slaan op de vlucht voor het geweld dat hen bedreigt. De politieke en maatschappelijke onrust maakt het Westen onzeker en machteloos. Die onmacht wordt versterkt door economische onzekerheid, verscherpte sociale tegenstellingen en onderling wantrouwen in de samenleving. De welvaartsstaat schuurt en kraakt in zijn voegen. Daardoor komen ook onze democratie en rechtsstaat onder druk te staan.
Als ik een poging waag om de afgelopen vijftien jaar samen te vatten, domineren de volgende drie trefwoorden: radicalisering, onverschilligheid en verwarring.
Bij radicalisering wijzen de vingers natuurlijk meteen richting islamitische groeperingen. Maar dat klopt slechts gedeeltelijk. Want de radicalisering onder moslims vond voor een groot deel al vóór 2001 plaats.
De laatste vijftien jaar valt er een sterke, zo niet sterkere radicalisering waar te nemen bij aanhangers van een seculier-liberalisme of assertief atheïsme. In de jaren negentig snoeiden paarse kabinetten allerlei christelijke wetgeving en werd non-discriminatie tot in de haarvaten van de samenleving doorgedreven. Internet maakte globalisering echt mogelijk. Vooruitgang van wetenschap en techniek gaf velen het gevoel dat ze zonder godsdienst echt gelukkig konden zijn. Allerlei middeleeuwse rituelen en denkwijzen liet de rationele verlichte mens ver achter zich.
En toen, als een donderslag bij heldere hemel, was op dinsdag 11 september ”religie” ineens terug van weggeweest. Maar dan in een beroerde en verwerpelijke vorm. En daarom moest elke godsdienst fout zijn. Een stoorzender, zeker in de politiek. Godsdienst werd afgedaan als achterlijk en irrationeel. Kijk naar de taliban in Afghanistan en je weet genoeg. „Religion kills more than cancer”, zo kalkte iemand op een muur. Om deze slogan er bij moslims goed in te wrijven, dreef men lustig de spot met Mohammed. Blasfemie werd tot een seculiere geloofsbelijdenis. En passant werden ook orthodoxe christenen op de hak genomen.
Deze tendens van radicalisering gaat paradoxaal genoeg gepaard met onverschilligheid. Of is het nalatigheid? Toegegeven, de ”war on terror” die zich eerst concentreerde in Afghanistan en Irak, veroorzaakte rook en mist die nog dikker werd door de aanslagen in Madrid en Londen. Maar toen was daar de zogenoemde Arabische lente, door velen begroet en omhelsd als een geschenk. Zouden dan toch eindelijk ‘de zachte krachten overwinnen’ en democratie in het Midden-Oosten mogelijk maken?
Niets bleek minder waar. In Egypte deed de moslimbroederschap die droom in duigen vallen. In Syrië en Lybië woeden burgeroorlogen, zo ook in Irak, Sudan en Jemen. Achter dit rookgordijn voltrekt zich het drama van de christenvervolging. Eeuwenoude christelijke gemeenschappen in het Midden-Oosten worden gedecimeerd, terwijl westerse regeringen wegkijken. Europese politici springen niet en masse voor hen in de bres. Tegelijk duikt er een ander spook op: dat van het antisemitisme, openlijk, maar vaak verpakt als antizionisme, dat ruim baan krijgt.
Het derde trefwoord is verwarring. We verkeren als westerse samenleving in grote onzekerheid over onze identiteit: waar staan we voor? Nee, het helpt niet echt als een politicus na een terreuraanslag bezweert dat dit een aanval was op onze vrijheid en dat we ons onze manier van leven niet moeten laten afpakken. Tenminste, zolang die ”way of life” is gebaseerd op het postmoderne relativisme: de waarheid is onkenbaar en daarom is alles geoorloofd, zolang je anderen geen schade berokkent. Welke zin heeft het leven dan? En welke waarden zijn dan de moeite van het verdedigen tot elke prijs waard? Als het goede kwaad wordt genoemd en het kwade goed, is het recht ver te zoeken en worden staten struikrovers.
De Senaatskapelaan heeft gelijk. In deze tijden biedt Psalm 46 troost, moed en hoop: „God is our refuge and our strength, a very present help in trouble. Therefore, we will not fear.”
Drs. Jan A. Schippers is directeur van de Guido de Brès-Stichting, het Wetenschappelijk Instituut voor de SGP.