Ds. Van Eckeveld: zoon van een tuinbaas
Het valt niet mee om twee uur lang met ds. J. J. van Eckeveld te spreken zonder dat zijn kerk in beeld komt. Het is een stuk van zijn leven, de Gereformeerde Gemeenten. „Ik voel me er hartelijk aan verbonden, maar vind het evengoed bemoedigend als je over de kerkmuren heen elkaar geestelijk verstaat.”
Het echtpaar Van Eckeveld-Meyboom woont sinds enkele jaren in een eigen woning aan de rand van Zeist. Iets meer naar het zuiden ligt Bunnik, waar de Kromme Rijn zich een weg zoekt in de richting van de stad Utrecht. In de rondte liggen de bossen en de heidevelden van de Utrechtse Heuvelrug.
Veel hobby’s heeft ds. Van Eckeveld niet, maar fietsen in deze omgeving doet hij graag. „Al fietsend zijn er al heel wat preken geboren. Beetje lastig is het wel dat je dan geen pen en papier bij je hebt, dus je moet wel onthouden wat je onderweg bedenkt. Maar fietsen is voor mij heel inspirerend.”
Vader Van Eckeveld woonde in zijn jeugd in Maarn en behoorde tot de christelijke gereformeerde kerk in Driebergen. Moeder Van Eckeveld woonde in haar jeugd in Vierhouten, een dorp op de Veluwe, en behoorde tot de Gereformeerde Gemeenten. Bij hun huwelijk kozen ze samen voor de Gereformeerde Gemeenten. Ze gingen wonen in Vierhouten, waar op 16 april 1948 Jan van Eckeveld geboren werd.
„Door de christelijke gereformeerde achtergrond van mijn vader heb ik veel van die degelijke, ouderwetse christelijke gereformeerde predikanten gekend, bijvoorbeeld ds. G. Blom, ds. F. Bakker en ds. N. de Jong. Aan ds. Bakker heb ik als kleine jongen nog eens een ijsje verkocht. Ik deed wat vakantiewerk bij de supermarkt van mijn oom in Maarn en moest met een ijscokar de straat op. Daar kwam een auto aanrijden en er stapten twee heren uit, wit overhemd, zwarte broek. Het waren ds. M. C. Tanis en ds. F. Bakker. Aan hén had ik ijs verkocht. Ik was er diep van onder de indruk.”
Kerkelijk behoorde het gezin Van Eckeveld tot de gereformeerde gemeente van Nunspeet. „Maar als het daar leesdienst was en er in Doornspijk een bevindelijke christelijke gereformeerde dominee voorging, ging mijn vader nog weleens met mij op de fiets naar Doornspijk.”
In de gereformeerde gemeente te Nunspeet stond toen ds. A. van Stuijvenberg. Die kon gauw ontroerd raken onder de prediking, herinnert ds. Van Eckeveld zich. „Ik kon daar erg van onder de indruk zijn.”
Kent u dat ook, ontroering op de kansel?
„Ik laat me niet graag gaan en zal er alles aan doen om te voorkomen dat ik tijdens de preek emotioneel word. Maar áls het dan toch een keer gebeurt, dan is de emotie moeilijk meer in toom te houden. Dat is wel een enkele keer gebeurd.”
Jan van Eckeveld groeide op als zoon van de tuinbaas van landgoed Ter Horst. Hij zwierf door de bossen, voerde de paarden van het landgoed, maakte tekeningen in het zand en reed mee op een trekker met een kar erachter om bij de boeren in de omtrek de melkbussen op te halen.
Voetballen met de jongens uit de buurt, dat zat er niet in. „Met voetballen was ik een kruk, een stumper. Het hoorde gewoon niet bij mij, ik had nu eenmaal meer belangstelling voor aardrijkskunde en geschiedenis.”
En de dingen van de eeuwigheid wogen al vroeg op het hart.
„Er zat ondeugd genoeg in mij, maar er waren ook al vroeg indrukken van dood en eeuwigheid. Het gebeurde wel dat ik als heel klein ventje iets kwijt was, iets waarmee ik wilde spelen. En dan vroeg ik op mijn blote knietjes aan de Heere of ik het weer terug mocht vinden. En als dat dan ook gebeurde, was ik er echt van onder de indruk. Zo groot was God dus, dat Hij mij zomaar weer terug kon geven wat ik kwijt was.”
Bij zijn grootouders in Vierhouten ontmoette Jan van Eckeveld kinderen des Heeren, zoals de ouderlingen Elbert Dijkgraaf en Jan van de Hardenberg uit Elspeet. „Zo was het ook als ik mijn opa in Maarn hoorde spreken met ouderling Frans Bos. Ik keek toch zo hoog tegen die mensen op. Want die mensen hadden een nieuw hart. En ik niet. Het ene kind van God was krachtdadig tot God bekeerd, een ander was geleidelijkaan getrokken. Maar als ze over de wegen des Heeren spraken, dan waren ze één. Ik ben er bezorgd over dat onze jongeren nu zo weinig mensen kennen aan wie ze kunnen zien wat de vreze des Heeren inhoudt.”
Is het een donkere tijd?
„De secularisatie dringt al meer door, buiten de kerk en binnen de kerk. Wat gaat er van ons uit? Dan ligt er zo veel schuld. Maar er is ook een andere kant. Dan zou ik willen zeggen wat ik eens van iemand las: Of het een donkere tijd is? Helemaal niet. Het is genádetijd!”
U wist al vroeg dat u predikant moest worden.
„Het heeft altijd in mij gezeten. Als kind luisterde ik zondags al graag naar de preek. Bij mijn grootouders in Driebergen preekte weleens prof. J. J. van der Schuit. Indrukwekkend, met al die rollende rrr’s. Ik zat werkelijk verbaasd te luisteren en had er natuurlijk geen flauw idee van dat die man het altijd zo aan de stok had met ds. G. H. Kersten over het genadeverbond. Ik was denk ik nog maar 12 of 13 jaar, toen was ik op mijn eigen manier al druk met de Heidelbergse Catechismus. Ik schreef alle verwijsteksten over en was er verwonderd over dat de catechismus hetzelfde zei als wat er in de Bijbel stond.”
U was nog maar een jaar of acht toen u uw eerste preekje maakte.
„Over de koningin van Scheba, die bij het zien van Salomo’s rijkdommen uitriep: „De helft is mij nog niet aangezegd.” De samenvatting van dat preekje was: De onbekeerden zullen dat zeggen in de hel: De helft is mij niet aangezegd. De bekeerden zullen dat zeggen in de hemel. Ik had het netjes helemaal uitgeschreven en zei tegen mijn Godvrezende opa: „Opa, ik heb een preek geschreven.” Hij las het, kreeg de tranen in de ogen en zei: „Jan, jij moet dominee worden.”
Waarop ik zei: „Maar opa, daar moet je bekeerd voor zijn, en dat ben ik niet.”
Toen zei hij opnieuw: „Jij moet dominee worden.” En zo is het ook gebeurd.”
U was inmiddels zesmaal preses van de generale synode van de Gereformeerde Gemeenten. Een mens zou er zomaar hoogmoedig van kunnen worden.
„Ik heb een hoogmoedig bestaan. Daarvoor moet ik mij voor Gods aangezicht zeer veroordelen. De Heere wist wel wegen te vinden om mij daarin tegen te komen. Al meer dan twintig jaar heb ik de ziekte MS, hoewel in een milde vorm. In de zomer van 2011 kreeg ik een hartstilstand. Ik denk weleens: wat is de Heere wijs. Ik heb veel gewicht aan de klok nodig om aan de grond te blijven. Hij kastijdt mij tot mijn nut, hoewel, Hij handelt ook nog zachtjes met mij, als ik zie hoe zwaar sommige medebroeders in de bediening moeten lijden.”
Hoogmoed behoort tot het inwonend verderf.
„Dat zit zó diep. Ik, ellendig mens, wie zal mij nog verlossen van het lichaam dezes doods. Hoe meer je weet wie jezelf bent, hoe meer je dat inwonend verderf leert kennen. Dan gaat alle franje er vanzelf wel af, en kom je terecht in de beerput van je bestaan. Er is niets te roemen in mijzelf.
Als de Heere dan uitzicht geeft op Christus, dan is het wonder van genade zo groot. Wat een wonder ook dat God je toch gebruiken wil in Zijn dienst. We zeggen weleens zo gemakkelijk dat de Heere slijk gebruikt om blinde zielsogen te openen, maar o, o, voordat we echt slijk zijn.”
Wat is voor u het moeilijkst, preken of pastoraat?
„Preken is in eigen kracht onmogelijk. En pastoraat bedrijven is dat niet minder. Maar misschien vind ik pastoraat nog moeilijker. Als je zit bij het sterven van een klein kind. Als een moeder na de bevalling overlijdt. Als een catechisant verongelukt. Wat zeg je dan? Het gaat daarbij allereerst om het geestelijke pastoraat, als je met zielen omgaat, met zielen voor de eeuwigheid geschapen.”
Met alle respect: misschien bent u daarin wat formeel?
„Ik ben in elk geval geen joviaal mens. Een beetje afstandelijk, denk ik, formeel ja. Ieder heeft zijn eigen karakter, en elk karakter heeft goede en minder goede kanten. Ik voel mij zeer beperkt. Opnieuw, wat een wonder dat de Heere je toch inschakelt in Zijn Koninkrijk.”
Heeft u vrije tijd?
„Ik probeer vrije tijd te maken. Een mens moet afstand kunnen nemen van de dingen die hem bezighouden. Een paar keer per jaar gaan mijn vrouw en ik er bewust even tussenuit.”
Wat doet u in uw vrije tijd?
„Ik lees graag.”
Theologie natuurlijk.
„Bunyan, Comrie, de Erskines, Gray enzovoort. Maar ook geschiedenis. Vaderlandse geschiedenis, atlassen, aardrijkskundige boeken, dat boeit mij allemaal erg. Ik denk dat ik alle boeken van Van Deursen heb gelezen.”
En u reist graag.
„Als deputaat voor de zending heb ik veel gereisd, ook wel verre reizen gemaakt, naar Nieuw-Zeeland, Papoea en Ecuador. Ook ben ik in Zuid-Afrika en in Siberië geweest.
In Siberië zaten we zelfs boven de poolcirkel. Het vroor daar ’s nachts 40 graden. Daar heb ik samen met anderen het Evangelie voor het eerst aan Jakoeten gebracht, primitieve animisten die de zon of de natuur aanbaden. Later heb ik gehoord dat er op diezelfde plek een gemeente is ontstaan van niet-geregistreerde baptisten. Ik heb het weleens als wonderlijk ervaren dat, als God werkt in mensenharten, dat Hij dat overal op dezelfde wijze doet. Overal vind je dan de beleving van de drie stukken terug.”
Morgen wordt er een symposium gehouden rond uw ambtsjubileum. Het gaat onder meer over kerkelijke eenheid. Dan zal het dus ook wel over de Afscheiding gaan.
„De Afscheiding was geen Reformatie zoals die van 1517, maar vond wel plaats onder Gods leiding. Brakel zegt dat afscheiding een verschrikkelijke zonde is, maar ook dat de kerk alles heeft te weren wat haar belijden weerstaat. En zo is het. Daar ligt ook het spanningsveld bij de Afscheiding uit 1834.”
En zo werd het een repeterende breuk.
„De ene scheuring volgde op de andere. Niet alles was even verheffend. Had dat nu allemaal zo gemoeten? Nee. Scheuren maken is ons werk, eenheid geven is Gods werk. Als wíj kerken aan elkaar willen lijmen, komen er algauw weer nieuwe scheuringen. De kerkgeschiedenis bewijst het. Toch zie ik uit naar meer kerkelijke eenheid, als er maar geestelijke herkenning is in dezelfde Schriftuurlijk-bevindelijke prediking, als we maar staan op dezelfde basis van Schrift en belijdenis. We hebben elkaar in deze tijd en in deze ontkerstenende samenleving zo nodig.”
Is er nog ledeboeriaans heimwee?
„Dat is er nauwelijks meer, dat heimwee naar de kerk der vaderen. Kerkelijke zelfgenoegzaamheid is iets wat ons aan moet klagen.”
Ds. J. J. van Eckeveld
Jan Johan van Eckeveld werd op 16 april 1948 geboren in Vierhouten (Veluwe). In 1972 werd hij, op 23-jarige leeftijd, toegelaten tot de studie voor predikant aan de Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten. Op 8 september 1976 werd kandidaat Van Eckeveld bevestigd tot predikant te Zeist. Daar is hij altijd gebleven.
In zijn kerkverband was ds. Van Eckeveld bestuurlijk op vele plaatsen werkzaam. Hij was onder meer voorzitter van het deputaatschap voor de zending, is voorzitter van het curatorium van de Theologische School in Rotterdam en was zesmaal preses van de generale synode. Ds. Van Eckeveld is ridder in de Orde van Oranje-Nassau.
Het echtpaar Van Eckeveld-Meyboom kreeg zeven kinderen en negentien kleinkinderen. ----
Lees ook in Digibron
De adelstand van de bedelstand - interview met ds. van Eckeveld (Terdege, 30-12-2015)
Het verbond van God is bemoedigend : Gesprek met ds. J.J. van Eckeveld over het verbond en de prediking (Daniël, 04-09-2014)
Ds. Van Eckeveld & Comrie (Reformatorisch Dagblad, 10-10-2013)
De pijn van gescheiden optrekken - interview met ds. J. J. van Eckeveld en ds. J. Roos (Reformatorisch Dagblad, 30-10-2010)
Ds. J.J. van Eckeveld: „Als je mevrouw op het landgoed tegenkwam, bleef je eerbiedig staan’’ (Terdege, 19-03-2008)
Zoeken naar het positieve : “Wees open en eerlijk, eromheen draaien werkt niet “ - interview met ds. van Eckeveld (Daniël, 10-06-2005)
Ds. Van Eckeveld voorzitter curatorium (Reformatorisch Dagblad, 15-01-2002)
Herdenkingsdienst 25-jarig ambtsjubileum ds. J.J. van Eckeveld (De Saambinder, 08-11-2001)
Ds. Van Eckeveld krijgt koninklijke onderscheiding (Reformatorisch Dagblad, 10-09-2001)
Driemaal licht over Hebreeën 12 : Ds. Van Eckeveld: Het is, tot eigen verwondering, niet tevergeefs geweest (Reformatorisch Dagblad, 08-09-2001)
Verslag van de bevestigings- en intrededienst van kandidaat J. J. van Eckeveld in de Gereformeerde Gemeente van Zeist (De Saambinder, 23-09-1976)