Sinaï, een berg in Arabië
Titel:
”The Miracles of Exodus. A Scientist’s Discovery of the Extranatural Causes of the Biblical Stories”
Auteur: Colin J. Humphreys
Uitgeverij: Harper SanFrancisco, New York, 2003
ISBN 0060514043
Pagina’s: 368
Prijs: $ 17,47. Het zal voor veel mensen een verrassing zijn dat we niet weten waar de berg Sinaï ligt. In de loop der tijden zijn dertien verschillende bergen aangewezen als de mogelijke berg waar Mozes God ontmoette. De traditie dat de berg Sinaï op het gelijknamige schiereiland ligt en gelijkgesteld moet worden met de indrukwekkende Jebel Musa (”berg van Mozes”), is pas afkomstig uit de derde eeuw na Christus, toen christelijke monniken zich daar vestigden. De kerkhistoricus Eusebius nam deze traditie over in de vroege vierde eeuw. Op grond van die traditie liet keizer Justinianus het St.-Catharineklooster bouwen, halverwege de zesde eeuw. Er zijn diverse problemen verbonden aan deze gelijkstelling, zoals de Egyptische invloed op het schiereiland en de grote problemen om aan voedsel en water te komen.
De Amerikanen Ron Wyatt en Bob Cornuke zijn in recente tijd op zoek gegaan naar de Sinaï en menen dat een berg in Midian is bedoeld. Op een avontuurlijke manier zijn ze doorgedrongen tot het militair beveiligde gebied. Howard Blum heeft hun opvattingen samengevat in een spannend boek, waarin hij aangeeft het goud van de Israëlieten, dat ze bij de berg Sinaï achtergelaten hebben, op het spoor te zijn (”The Gold of Exodus. The Discovery of the True Mount Sinai”). Deze auteurs baseren zich onder andere op Galaten 4:25, waar de berg Sinaï in Arabië gelokaliseerd wordt. De opvatting is dat de Israëlieten de Golf van Akaba zijn doorgetrokken op een ondergrondse bergrug die door de wind bloot kwam te liggen. Ook is er een wagenwiel gevonden dat uit Egypte zou stammen. Op allerlei manieren is deze theorie gepopulariseerd, maar helaas trekken de auteurs vaak overhaaste conclusies, zonder die wetenschappelijk te controleren.
De Engelse geleerde Colin Humphreys heeft onlangs een boek geschreven waarin hij twintig jaar onderzoek naar de berg Sinaï samenvat. Hij wijst erop dat Mozes twee keer bij de berg Gods is geweest. De eerste keer tijdens zijn verblijf bij Jethro, na zijn vlucht uit Egypte. De tweede keer met het volk Israël. Het is aannemelijk dat hij de tweede keer wist in welk gebied hij zou komen. Het land Midian bevond zich ten oosten van de Golf van Akaba. Het ligt gedeeltelijk in het huidige Saudi-Arabië en gedeeltelijk in zuidelijk Jordanië.
Er is een oude overlevering via de geschiedschrijvers Flavius Josephus, Ptolemaeüs en Eusebius dat Mozes in Midian naar de stad Madian ging (het moderne al-Bad’), waar Jethro woonde. Tevens is er een oude traditie dat Mozes negen dagreizen (van ongeveer 35 tot 40 kilometer) heeft afgelegd. De afstand van Egypte tot de punt van de Golf van Akaba is zes dagreizen, en van daar tot Madian drie dagreizen. Volgens Exodus 3:1 leidde Mozes de kudde „achter de woestijn.” De huidige bedoeïenen doen dit ook vanwege het klimaat. ’s Winters zoeken ze de westelijke valleien op, gelegen aan de Golf van Akaba; ’s zomers gaan ze in oostelijke richting naar het gebergte om de hitte van de vlakte te ontlopen. Zij verlaten nooit het land en gaan ook nooit naar het Sinaïtisch schiereiland, omdat daar te weinig voedsel en water is voor de kudden. Mozes zal dus in Midian zijn gebleven en dan moet de berg Sinaï daar zijn geweest.
Rietzee - Rode Zee
Na hun vertrek uit Egypte komen de Israëlieten bij de Schelf- of Rietzee (Exodus 13:18). De vertalers van de Septuaginta hebben dit weergegeven met ”Rode Zee”. De precieze plaats weten we niet, maar omdat riet alleen in zoet water groeit en niet in zout zeewater, blijven niet veel mogelijkheden over. Helemaal aan de top van de Golf van Akaba groeit riet. Aan de kust is zoet water dat vanuit de bergen ondergronds stroomt naar de Golf. Zo’n opvallend natuurverschijnsel kan de aanleiding zijn geweest tot de naamgeving. De naam ”Rode Zee” is in eerste instantie vreemd, omdat het water gewoonlijk helder blauw is. Maar op sommige dagen schijnt de zon op zo’n manier, dat de rode bergen (rood graniet en rode kalksteen) weerkaatst worden in het water. Een tweede verklaring is dat bij laag water het rode koraal zichtbaar is en het water min of meer bedekt wordt met rode vlekken.
De Israëlieten zijn van Sukkoth naar Etham getrokken (Exodus 13:20). Uit de twee rijen namen in Exodus 12-15 en Numeri 33:3-9 blijkt dat de woestijn Sur en de woestijn van Etham identiek zijn. Ook zijn de Israëlieten eerst in Etham, gaan dan door de zee, en komen daarna in de woestijn van Etham. Dit moet wel betekenen dat Etham een district is aan beide zijden van de zee. Het Hebreeuwse woord ”Sur” betekent ”muur”. Uit een zeer gedetailleerde geografische kaart uit de 19e eeuw blijkt dat bij de top van de Golf van Akaba een bergtop El Yitm (Etham) ligt. Deze naam wordt zowel voor de bergtop als voor het district gebruikt. De bergen daar rijzen als een muur omhoog. Dit geologische verschijnsel is niet bij de Golf van Suez aanwezig. Op basis van het bovenstaande neemt Humphreys aan dat de Israëlieten van Sukkoth de handelsroute naar de Golf van Akaba namen, een route van zes dagreizen.
Elim
In Elim waren twaalf waterbronnen en zeventig palmbomen. Ten zuiden van Madian is op een dagreis afstand een prachtige oase te vinden met de naam Ainuna. Uit de Middeleeuwen zijn berichten overgeleverd dat hier heel veel palmbomen groeiden. Vervolgens kwam het volk Israël bij de woestijn Sin. Als bijzonderheid wordt meegedeeld dat ’s morgens een dauwlaag rondom de legerplaats was (Exodus 16:13-14). Dit is opvallend, omdat de luchtvochtigheidsgraad in een woestijn te laag is om dauw te kunnen vormen. Dauwvorming heeft alleen plaats aan de oevers van de Nijl, aan de kust van de Rode Zee en in het binnenland van Midian in al-Hisma.
In de vlakte van het Hisma-gebergte is de lucht relatief vochtig en zijn de nachten koeler dan elders, waardoor hier dauwvorming kan plaatsvinden. Dit maakt het waarschijnlijk dat de woestijn Sin gelijkgesteld moet worden met de Hisma-woestijn. In het Sinaïtisch schiereiland komt geen dauw voor.
Het volk Israël krijgt in dit gebied manna en ook kwakkels te eten. Het neerstrijken van een massale hoeveelheid vogels is in dit gebied een bekend verschijnsel. De vogels gaan in het voorjaar richting Europa om de intense hitte van Afrika en Arabië te vermijden en strijken na een lange vlucht tijdelijk uitgeput neer op een vlakte.
Sinaï - Horeb
Ten slotte gaan de Israëlieten naar de berg Sinaï of Horeb. Vermoedelijk is deze berg een vulkaan geweest. De Bijbel noemt zeven verschijnselen die ook nu bij een uitbarsting van een vulkaan waargenomen kunnen worden: vuur dat tot de hemel reikt, opstijgende rook en wolken, het geluid van de donder (door explosies), het geluid van een bazuin (geluid van ontsnappende hete gassen), lichtflitsen (elektrische ontladingen), aardbevingen en donkere wolken rond de krater. Wanneer het juist is dat de Sinaï een werkende vulkaan was, komen slechts drie bergen in Midian in aanmerking.
Op basis van historisch onderzoek en de mate van werking van de vulkanen blijft slechts één berg over: Hala-’l-Bedr, de berg (letterlijk: krater) Bedr (ook wel Badr genoemd). De atlassen geven niet altijd een duidelijk beeld. Bedoeld is een berg op 27° 15’ noorderbreedte en 37° 12’ oosterlengte. De omgeving draagt de naam al-Gaw of al-Jaw en de tafelberg heet Tadra. Dit is een alleenstaande berg, tussen twee lavavelden, die oprijst van een tafelberg (vergelijk de Tafelberg in Zuid-Afrika) die ongeveer 1500 meter boven de zeespiegel ligt. Het plateau heeft een diameter van ongeveer 9 kilometer, waarop het volk Israël gestaan zou kunnen hebben.
In de omgeving is een zeer vruchtbare vegetatie en er is overvloedig water aanwezig. Een reiziger beschrijft deze omgeving als de beste verblijfplaats uit de omgeving om ’s winters te zijn. De Israëlieten hebben hier vervolgens elf maanden vertoefd.
Seïr
Volgens Deuteronomium 1:2 is een reis van Horeb naar Kades Barnea via het gebergte Seïr elf dagen. Het gebergte Seïr wordt meestal vaag gelokaliseerd, ergens ten zuiden van de Dode Zee. Grondig onderzoek van de bijbelteksten en van oude Arabische bronnen levert op dat het gebergte Seïr een bergketen was die nu as-Sera of Shara genoemd wordt. Dit gebergte ligt dicht bij Petra, aan de oostkant van de Araba in Edom (Seïr) en strekt zich uit in zuidoostelijke richting. Deze locatie is een bevestiging dat de Sinaï in Midian gezocht moet worden, en niet op het Sinaïtisch schiereiland. Anders zou men nooit een weg aanduiden van het zuiden van het schiereiland naar het noorden (Kades) die via Seïr zou lopen.
Hiermee is duidelijk dat de berg Bedr voldoet aan alle criteria die in de Bijbel staan aangegeven, terwijl de andere identificaties veel buiten beschouwing laten.
In het bovenstaande zijn enige recente opvattingen weergegeven. In het ”Bijbelcommentaar Genesis-Exodus”, dat binnen enkele weken verschijnt in de serie Studiebijbel Oude Testament, vermelden we er nog meer. Het werk van Humphreys is verreweg het uitvoerigst, maar is nog zeer recent. Het is van belang dat zijn verklaringen wetenschappelijk worden getoetst. Hij hoopt zelf op archeologisch onderzoek, maar dat is in Arabië nog niet toegestaan.
Met het bovenstaande is duidelijk geworden dat er nog diverse onzekerheden zijn, maar dat anderzijds de weergave in Exodus goed kan passen in de historische en geografische setting van die tijd. En de uitspraak van Paulus over ”Sinaï, een berg in Arabië” wordt ook begrijpelijker.