TUA start academisch jaar met 131 studenten
De Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA) van de Christelijke Gereformeerde Kerken is het nieuwe academisch jaar gestart met een totaalaantal van 131 studenten.
Dat meldde rector prof. dr. H. G. L. Peels maandagmiddag tijdens de opening van het academisch jaar in zijn fata academica.
Voor de nieuwe cursus hebben zich 27 nieuwe studenten ingeschreven: 19 voltijdsstudenten, 5 contractanten en 3 zogenoemde tweede inschrijvingen. Dat is fors meer dan vorig jaar, toen zich maar 8 nieuwe voltijdsstudenten aanmeldden bij de TUA. Het totaalaantal van 131 studenten is iets lager dan vorig jaar, toen de TUA haar cursusjaar met 139 studenten begon. Volgens prof. Peels komt dat doordat in de afgelopen periode een groot aantal studenten is afgestudeerd.
Op dit moment zijn er tevens 37 promovendi aan de TUA verbonden, van wie er 17 uit het buitenland komen.
In zijn fata academica ging prof. Peels ook in op de te vormen Gereformeerde Theologische Universiteit (GTU). Hij memoreerde dat het coöperatieve model „geen begaanbare weg” bleek en dat nu het verenigingsmodel als organisatieprincipe leidend is. De rector refereerde daarbij aan het feit dat het vertrouwelijke adviesrapport van kwartiermaker prof. dr. ir. Gert van Dijk eind juni in handen van het Nederlands Dagblad kwam, dat concludeerde dat er sprake was van een „machtsstrijd” rond de GTU. „Dit heeft het proces en het onderling vertrouwen geen goed gedaan”, aldus prof. Peels.
Tijdens de TUA-jaaropening sprak dr. A. van der Dussen de gebruikelijke oratio uit. De docent van de Nederlands Gereformeerde Predikantenopleiding (NGP), die aan de TUA is gevestigd, sprak over ”Voorwaarts leven. Over de voorlopigheid van de goede schepping”.
Dr. Van der Dussen zei al lang geleden onder de bekoring te zijn gekomen van de hervormde theoloog dr. A. A. van Ruler, die benadrukte dat het God te doen is om déze wereld. Die waardering voor het aardse leven in de theologie is volgens dr. Van der Dussen onopgeefbaar.
Echter, hij ziet ook een tekort in Van Rulers ”Weltbejahung” (ja tegen de wereld) „zonder rest en voorbehoud.” Dat is volgens hem niet de stemming in het Nieuwe Testament. „De schepping heeft wel degelijk iets voorlopigs, in zoverre zij nog niet de eigenlijke werkelijkheid is die de Schepper op het oog had en heeft.”
Hij haalde de vrijgemaakte theoloog K. Schilder aan, die met twee woorden sprak. Hij beoordeelde de schepping niet alleen als voorlopig omdat die door de cultuuropdracht van de mens tot verdere ontplooiing moet komen. Ook stelde Schilder „dat voor de mens van meet af aan een hogere heerlijkheid is weggelegd, die in Christus’ hemelvaart wordt geprefigureerd.”
Van der Dussen: „Het ware te wensen geweest dat deze laatste kant van Schilder bekender was geworden en meer was gehonoreerd, ook door hemzelf in zijn latere ontwikkeling. Dan zouden de critici wellicht minder hard over hem heen zijn gevallen. En dan zou in de kringen van zijn geestelijke nazaten, de vrijgemaakten, het activisme wellicht getemperd zijn.”
Een juiste visie op de voorlopigheid van de schepping leidt volgens de docent tot een ”voorwaarts leven”, een term die hij aan de Deen Kierkegaard ontleent. Zo’n leven verlustigt zich in het aardse leven en begeeft zich „hoopvol en blijmoedig” op het veld van kunst en cultuur.
Tegelijk wordt zo’n levenshouding volgens dr. Van der Dussen echter gestempeld door het gebed ”Uw Koninkrijk kome”. „Voor de kerk in het Westen is het een verleiding zich te koesteren in de welvaart. Maar alleen al de verbondenheid en solidariteit met de lijdende kerk elders kan niet anders dan de rust opbreken en het verlangen naar Gods reddend ingrijpen opwekken.”
Ook de ascese („je oefenen in de godsvrucht”) kan in een ”voorwaarts leven” niet ontbreken, evenmin als het ernst maken met de heiliging.
Het is volgens de Nederlands gereformeerde predikant ook zaak dat christenen naarmate ze ouder worden de kunst van het loslaten leren. In het ouderenpastoraat maakt hij „nogal eens” mee dat „de verknochtheid aan het leven ook bij ouderen zo groot kan zijn, dat sommigen ertoe geneigd zijn met de rug naar de toekomst toe te staan.” Niet dat dr. Van der Dussen hen graag aanzet „om voortijdig tot onthechting over te gaan.” Maar ”voorwaarts leven” houdt volgens hem wél in dat zij, juist in de laatste fase van het leven, al meer bedacht zijn op de voorlopigheid van Gods goede schepping, en niet gaan vertragen op de weg naar hun voleinding.”
Ds. A. van der Zwan, christelijk gereformeerd predikant in Dordrecht-Centrum, is ds. J. G. Schenau (Goes) met ingang van heden opgevolgd als voorzitter van het curatorium van de CGK. In die hoedanigheid verzorgde ds. Van der Zwan de meditatie tijdens de opening van de cursus. Hij sprak over de geschiedenis uit 2 Koningen 2 vers 8-14, waar Elisa de profeet Elia moet opvolgen en daarbij diens mantel krijgt toegeworpen.
De predikant stelde dat de mantel het symbool is van de geestelijke erfenis die wordt overgedragen. Zo wordt er ook aan de TUA een geestelijke erfenis op de studenten overgedragen. Dat moet echter meer zijn dan een wetenschappelijk kennen alleen. Elisa moest twee keer slaan met Elia’s mantel voor het water van de Jordaan week. De tweede keer ging gepaard met een gebed tot de God van Elia. Dat is de juiste houding voor de TUA-studenten, aldus ds. Van der Zwan.
Tijdens de jaaropening vond ook de presentatie plaats van een tweedelige publicatie ”Luther verzameld”. De uitgave van uitgeverij Kok, die werd samengesteld door TUA-hoogleraar prof. dr. H. J. Selderhuis, bevat een groot aantal primaire teksten van Martin Luther in een nieuwe vertaling. Prof. Selderhuis overhandigde het eerste exemplaar aan zijn voorganger, prof. dr. W. van ’t Spijker, emeritus hoogleraar kerkgeschiedenis aan de TUA, die er volgens hem voor gezorgd heeft dat er in de gereformeerde traditie veel aandacht voor Luther kwam.
Luther wordt in onze kring veel geprezen, aldus Selderhuis. „Maar er is geen enkele kerk die hem als lid zou willen hebben. Misschien zou hij nog het beste thuishoren in de Rooms-Katholieke Kerk.”
De cantorij van de TUA, geleid door student Wouter Beinema, zong tijdens de opening van het academisch een tweetal liederen.