600 jaar vakwerkbouw in Limburg
„Gru-we-lijk” veel vakwerkhuizen in Limburg zijn in de loop van de jaren verloren gegaan. De laatste tijd is er weer oog voor deze oude wijze van bouwen en wordt er met zorg gerestaureerd.
Coen Eggen (66) is specialist op het gebied van vakwerkbouw. Geleerd heeft hij er niet voor. „Ik ben een autodidact. Bij ons thuis hechtte men niet aan diploma’s. Ik ben dus niet academisch gevormd, maar ook niet academisch misvormd.”
Dus toen Eggen zestien jaar was ging hij van school en in Limburg volksverhalen verzamelen. „Dan kom je overal en dus ook in vakwerkhuizen en zie je dingen gebeuren waarvan je denkt: „Dat kan niet” of „Dat moet beter.” De historie werd gewoon geweld aangedaan.”
Eggen zag bijvoorbeeld een vakwerkhuis waarvan de houten balken door stalen werden vervangen. „Dat is zo ongeveer hetzelfde als wanneer je een paar pagina’s uit een oud, kostbaar boek scheurt.”
Wat is kenmerkend voor vakwerkbouw?
„Bij vakwerkhuizen heb je een houten skelet. Noem het een bouwpakket. De wanden zijn van vlechtwerk en die worden afgesmeerd met stroleem, een mengsel van stro en leem. Het is volledig te recyclen.”
Werden de huizen dan nog weleens verplaatst?
„Tot de Napoleontische tijd vielen vakwerkhuizen onder roerende zaken. De bewoner van zo’n vakwerkhuis was vaak niet de bezitter van de grond waarop het huis stond. En ja, ze werden dus nog weleens verplaatst.”
Eggen legde alles over vakwerkbouw vast wat hij bij zijn veertig jaar durende speurtocht vond. Het resultaat is een gedegen en rijk geïllustreerd boek: ”Vakwerkbouw”. Het werk kreeg als ondertitel mee ”600 jaar bouwen met hout en leem in Zuid-Limburg en omstreken”.
Is de techniek van de vakwerkbouw niet ouder dan 600 jaar, zoals de titel van het boek vermeldt?
„Het oudste huis dat we hebben gevonden dateert van 1406. Dat is dus ruim 600 jaar oud, maar de wijze van bouwen is inderdaad veel en veel ouder. Het is een vrij simpele manier van bouwen: je hebt er alleen hout, leem en stro voor nodig. Terwijl de rest van Nederland overging op bakstenen, hield Limburg lange tijd vast aan de vakwerkbouw. Dat had er onder andere mee te maken dat hier onder de provincie Limburg Wallonië met zijn uitgestrekte bossen ligt.”
Vakwerkhuizen kom je op veel plaatsen in Europa tegen. Hebben de Limburgse vakwerkhuizen iets wat ze onderscheidt van de andere?
„Nee, vakwerkhuizen horen bij Limburg, maar het Limburgse vakwerkhuis bestaat niet. Deze provincie is interessant omdat ze op een kruispunt van diverse culturen ligt. Je hebt hier invloeden vanuit de Eifel, maar ook vanuit Henegouwen en de Kempen. Dat maakt de Limburgse vakwerkhuizen interessant.”
Hoe verklaart u die invloeden?
„Daar zijn twee mogelijkheden voor. Of timmerlieden uit die streken deden Limburg aan, of mannen verlieten hier de streek en leerden het vak in die contreien.”
Hoeveel vakwerkhuizen telt Limburg nog?
„Zo’n 800, maar het zijn er vele malen meer geweest. Er is gruwelijk veel verloren gegaan. Gru-we-lijk. Tot 1970 is er veel gesloopt en slecht gerestaureerd. Sinds de jaren negentig gaat het beter, maar het is nog geen tien. Mensen hebben bij verbouwin- gen soms wensen die zij doordrukken. Bij een vakwerkhuis heb je nu eenmaal een bepaalde indeling, maar daar willen mensen soms niet aan. Dan gaat het wringen.”
Eggen is voorzichtig met zijn inschatting van 800 vakwerkhuizen, „want het kunnen er heel makkelijk meer zijn. Regelmatig ontdek ik vakwerkhuizen of restanten waarvan we het bestaan niet wisten. Onlangs vond ik het voorwerk van een kasteel en vorige week stuitte ik op een ridderzaal.”
De Limburger bestrijdt het dat vakwerkbouw niet deugdelijk is. „Het is alleen een andere wijze van bouwen dan bijvoorbeeld bouwen met steen. Je kunt ook gebouwen van vijf, zes verdiepingen bouwen. Dat kan allemaal. En omdat het allemaal natuurlijke materialen zijn, is het duurzaam en ecologisch.”
Vakwerkhuis. 600 jaar bouwen met hout en leem in Zuid-Limburg en omstreken, Coen Eggen; uitg. Vantilt, Nijmegen, 2016; ISBN 978 9460042485; 263 blz.; € 29,50.