Zwakheid
Hooglied 1:8
„Indien gij het niet weet, o gij schoonste onder de vrouwen, zo ga uit op de voetstappen der schapen, en weid uw geiten bij de woningen der herderen.”
Zwakke schapen zijn door hun zwakheid vaak ongelovig. Zwak ook in kennis om met de wet der vrijheid achter het kruis van Christus te blijven. Zwak om zelf hun ellende en ledigheid aan de Heere te kunnen opdragen.
Maar gelukkig: hier klinken de voetstappen van toonbeelden van genade, want de zwakken zijn de sterksten. Paulus zegt immers: „Als ik zwak ben, dan ben ik machtig” (2 Korinthe 12:10).
De zwakken hebben alleen de belofte van de hulp van de Heilige Geest: „Desgelijks komt ook de Geest onze zwakheden mede te hulp” (Romeinen 8:26).
Er zijn zogende schapen die door het telen en onderhouden van de jongen vermagerd zijn, zoals de kerk zegt: „Ik was uitgeteerd” (Psalm 116). Dat is een zinnebeeld van een ziek of geheel verarmd mens. Dit staat geheel in strijd met onze natuur, die zich vermaakt in een ruim kapitaal. Maar dit is wel de aanleg van het vrome, rustlievende vlees, om rijk en verzekerd, ja onafhankelijk buiten de Heere te leven. Daarom zijn het ongezochte en echte voetstappen. Maria zingt: „Hongerigen heeft Hij met goederen vervuld; en rijken heeft Hij ledig weggezonden” (Lukas 1:53).
E. Fransen, predikant te Barneveld
(”Sions weeklacht”, 1926)