„In Hongarije zijn echt grote kansen”
Het begon met een praatje met een Hongaarse oud-danser die in zijn geboorteland voor hem mixmachines voor cement en mortel wilde verkopen. De man is inmiddels in dienst van Jhon Peeters, die zelf eind dit jaar of begin volgend jaar met vrouw en kinderen naar Cserkeszölö vertrekt. „Er zijn daar echt grote kansen. De productie is zo veel goedkoper.”
Vier keer reisde Peeters (36) dit jaar al naar het arme zuidoosten van Hongarije. In Cserkeszölö is hij sinds kort eigenaar van 330.000 vierkante meter industriegrond. „Veel te veel natuurlijk, maar ik ga er een heus bedrijventerreintje van maken.”
De in de Brabantse hoofdstad geboren en getogen Jhon Peeters nam, samen met zijn zwager, in 1993 het bedrijf De Vliedberg over van zijn vader. Aanvankelijk beperkte zich dat tot een dealerschap voor het repareren en verkopen van machines voor bedrijven die zich bezighouden met het leggen van vloeren. In 1996 ging fabrikant Bremat failliet. „Wij waren de grootste dealer en we konden alles overnemen. We besloten de productie over te brengen naar Den Bosch.” Bij Bremat en De Vliedberg werken circa vijftien mensen.
De afgelopen jaren werkte Peeters aan een nieuwe lijn met veilige en arbeidsvriendelijke mixmachines. „Die worden gebruikt voor het maken van een zogenaamde dekvloer, de gladde bovenlaag van betonnen vloeren. „We leveren in Nederland in 95 procent van alle gevallen die machines. Ik wilde echter ook graag in andere landen afzetten, maar dat bleek moeilijk te zijn in verband met de concurrentie. Vandaar dat ik al geruime tijd uitkijk naar mogelijkheden om goedkoper te produceren.”
Enkele jaren geleden raakte de Bosschenaar aan de praat met een Hongaar. „Hij liep hier bij mijn achterbuurman, op zoek naar een andere caravan. Ik gaf hem folders mee met de bedoeling onze machines in Hongarije te promoten. Na een jaar kwam hij terug en zetten we ons gesprek voort.” De goed Nederlands sprekende man -als oud-danser een lokale bekendheid met veel contacten- bleek van grote waarde voor de Bossche ondernemer, die begon te dromen van een verkoopnetwerk in het voormalige Oostblokland. Dat leidde tot een onderhoud met de burgemeester van het 2600 inwoners tellende Cserkeszölö. Peeters kreeg het aanbod om voor een geringe prijs een stuk grond te kopen.
Aanvankelijk verliep de overdracht erg moeizaam. „In 2002 zette ik er een punt achter en ging ik op zoek naar bedrijven die voor mij onderdelen voor de machines zouden kunnen produceren. Toen deed zich de mogelijkheid voor om meer dan 300.000 vierkante meter te verwerven. Ik heb daarvoor wel een kft (een Hongaarse bv, AE) moeten oprichten, want buitenlanders mogen niet meer dan 6000 vierkante meter bezitten.”
Peeters nam met zijn echtgenote en twee kinderen (de derde is op komst) het besluit zich voor een periode van vijf tot acht jaar in het Hongaarse dorpje te vestigen. „Ik wil daar een bedrijventerrein opzetten. Een stedenbouwkundig bureau heeft zich al gebogen over de inrichting van het terrein”, zegt hij, terwijl hij zwaait met een rapport met de veelbelovende naam ”Top Art”. „Die naam hebben we gekozen omdat die streek Topart heet.”
Nog dit jaar verrijst de eerste loods, bestemd voor de Hongaarse productie van Bremat. „Als straks de rondweg is aangelegd, maak ik een meterprijs en verkoop ik het grootste deel.” Hij mikt op metaalbedrijven, maar ook anderen zijn welkom. „Een advocatenkantoor, boekhouder, een beveiligingsbedrijf en een wervingsbureau. Werk met werk maken, elkaar aan de gang houden, zoals de Italianen dat doen. Ik wil ook graag een stichting oprichten, zodat we wat voor de lokale bevolking kunnen doen.
Er is hier in Nederland voldoende belangstelling. Maar ik merk wel dat velen, als het op beslissen aankomt, vaak niet durven. Ik begrijp dat wel, maar zelf zit ik niet zo in elkaar. Ik ben niet bang en reageer misschien wat impulsief.” Jhon Peeters heeft het land inmiddels aardig leren kennen. „Hongaren houden van hun land en van hun taal. Ze zijn eerst heel wantrouwend tegenover buitenlanders, vooral tegen Russen, Duitsers en Oostenrijkers; dat komt door het verleden. Nederlanders zien ze graag.” In de toetreding van Hongarije tot de EU ziet hij niet veel. „Ik vrees dat er op termijn een scala aan regels komt, die het ondernemen alleen maar bemoeilijken.”
Grootste hobbel voor hem was de taal. Zijn nieuwe werknemers zijn daarom straks ook verplicht Engels te leren. „Er zijn genoeg geschoolde mensen. Ik zal ze boven het minimum betalen, maar mag ook weer niet te hoog gaan zitten in verband met oneerlijke concurrentie. Ik was liever in Nederland gebleven, maar wat ik daar kan doen, is hier niet mogelijk. Ik noem geen getallen, maar het financiële verschil in ondernemen is echt enorm. Momenteel laat ik in Hongarije al onderdelen produceren en behaal ik met een kleine omzet net zo veel winst als in Nederland. Als kleine ondernemer ben je in Hongarije nog iets, je betekent wat.”
Dit is het vijfde deel in een serie portretten van Nederlandse bedrijven die actief zijn in de nieuwe lidstaten van de Europese Unie.