OM: werkstraf Ajax-fan om ‘stroppop’ Vermeer
Ajax-aanhanger Ferdi T. (27) uit Wageningen moet wat het Openbaar Ministerie (OM) betreft voor de belediging en bedreiging van Feyenoord-doelman Kenneth Vermeer een werkstraf krijgen van tachtig uur, waarvan de helft voorwaardelijk. De aanklager vroeg de rechtbank in Amsterdam woensdag bovendien de man een gebiedsverbod van drie jaar voor de Amsterdam Arena op te leggen.
T. hing op 7 februari in de Arena tijdens de wedstrijd tussen Ajax en Feyenoord (2-1) een bruine opblaaspop aan een strop over de reling van ‘sfeervak’ 410. Op het witte shirt stond aan de ene kant de tekst ‘Vermeer 1’. Aan de andere kant stond ’NSB’. De doelman, jarenlang sluitpost van Ajax, stapte aan het begin van het vorig seizoen over naar de grote rivaal uit Rotterdam.
De publieke verontwaardiging na de actie - die gepaard ging met kwetsende teksten en spreekkoren - was groot. „Zo groot, dat een door de wol geverfde voetbalprof als Kenneth Vermeer aangifte deed van belediging en bedreiging”, aldus de officier van justitie. De Feyenoord-doelman had volgens hem „geen keus” door het beeld van „die donkere opblaaspop die bungelend over de reling van de Arena hing”.
T. vindt het na alle commotie weliswaar „terecht” dat hij zich voor de rechter moet verantwoorden, maar benadrukte dat het om een uit de hand gelopen grap ging. Hij had de pop zien liggen en over de reling gehangen. Volgens hem was het „een impulsieve actie” geweest en wilde hij vooral „lollig” zijn. Hij haalde hem weg toen hij doorkreeg dat er ’NSB’ op stond. „Dat Vermeer zich bedreigd voelt, kan ik me achteraf voor een deel wel voorstellen. Maar ik heb hem nooit iets willen aandoen.”
Zijn advocaat Sicco Wester vroeg om vrijspraak. T. kreeg immers al een stadionverbod van drie jaar van Ajax. Belediging en bedreiging zijn niet aangetoond, vindt de raadsman. Het touw om de nek noemde Wester een manier om de pop vast te maken. De aanklager maakte met die opmerking korte metten mee: „Het beeld was zo schokkend doordat de pop bungelde aan zijn nek. Niet aan een hand of het middel, maar aan de nek.”
Uitspraak 7 september.