Weet gij niet?
Hooglied 1:8
„Indien gij het niet weet, o gij schoonste onder de vrouwen, zo ga uit op de voetstappen der schapen, en weid uw geiten bij de woningen der herderen.”
„Indien gij het niet weet…” Was Christus haar onbekend? Of wantrouwt Hij haar? Nee, maar dit is gezegd tot onze lering en om ons te waarschuwen.
Velen vragen om bijzonder licht of zij bekende zonden en dwalingen moeten verlaten. Dat is de Heere verzoeken en Zijn Woord verachten. Bileam vroeg ook hetgeen de Heere hem verboden had (Jozua 13:22).
Anderen vragen en hebben tevoren reeds een besluit genomen. Daartegen heeft de Heere door Ezechiël met scherpe bedreiging laten waarschuwen: „Deze mannen hebben hun drekgoden in hun hart opgezet” (Ezechiël 14). Maar die geleerd hebben de Heere in alle wegen te kennen, staan wat verlegen. Nu eens hebben zij lichamelijke bezwaren, dan weer is er vrees om Christus’ kudde te verruilen voor metgezellen. Dan weer zijn hun de listen van de satan onbekend. Dan bepeinzen zij de oorzaken van hun geestelijke doodsheid en verlatingen. Maar dit alles maakt dat zij Christus’ Middelaarsnaam ”Raad” (Jesaja 9:5) nodig hebben. Daarom is Hij ermee ingenomen dat verlegen zielen Hem nodig hebben. Dat blijkt in Zijn aanspraak: „O gij schoonste onder de vrouwen.”
E. Fransen, predikant te Barneveld (”Sions weeklacht”, 1926)