Latijn, de vadertaal van Europa
Het is aan de kerk te danken dat het Latijn, de moedertaal van de Romeinen, zich verbreid heeft over een veel groter gebied dan waar zij ooit met hun legioenen geweest zijn en dat het als drager van de cultuur de vadertaal van Europa geworden is.
Voor deze stelling draagt Jan Bloemendal veel argumenten aan in ”Latijn. Cultuurgeschiedenis van een wereldtaal”.
Met leerlingen van de vierde klas heb ik afgelopen schooljaar een aantal malen een retrograde (in tegengestelde richting gaan, red.) in de tijd ondernomen. Zo ben ik de kennismaking met het Latijn buiten de bewerkte teksten van de methode om begonnen met ”Te lucis ante terminum”, een anoniem avondgebed uit de karolingische periode (ca. 850). Vervolgens hebben we ons laten meedragen op de stuwende ritmiek van de taal als voertuig van het denken in de eerste hoofdstukken van Augustinus ”Confessiones”, een tekst die ongeveer 400 jaar eerder geschreven is. En nog eens 400 jaar terug in de tijd belanden we bij het ”Magnificat”, de Latijnse vertaling van Maria’s lofzang na haar ontmoeting met Elizabet.
Drie teksten uit een negen eeuwen durende periode, die naar hun Latijnse taalvormen en gedachte-inhoud kenmerkende exponenten zijn van een nog veel langere cultuurgeschiedenis van Europa. Want de doorwerking van deze teksten is aantoonbaar tot in onze eigen tijd en loopt parallel aan de geschiedenis van het christendom als cultuurdrager.
Stempel
”Te lucis ante terminum”, een avondlied met de dezelfde strofevorm als de ”Avondzang” die voorkomt onder de enkele gezangen van het oude gereformeerde kerkboek, wordt in de anglicaanse liturgie nog steeds gezongen. De gedachtewereld van Augustinus heeft een stempel gezet op de gehele ontwikkeling daarna van het theologische denken in het algemeen en zelfs van de literaire vertolking van het innerlijke leven in zogenaamde ”soliloquia” (alleenspraken). En wie zal de muzikale representaties van het ”Magnificat” in de Europese geschiedenis kunnen tellen, voor en na de meesterlijke expressie van de Latijnse tekst door Johann Sebastian Bach?
Voor dit soort verkenningen biedt het boek van Bloemendal, hoogleraar neolatinistiek aan de Universiteit van Amsterdam, het bredere historische kader. In de eerste twee hoofdstukken schetst hij de ontwikkeling van het Latijn van dialect tot wereldtaal. Dan volgen er enkele thematische hoofdstukken waarin Bloemendal het Latijn beschrijft als voertaal van onderwijs en wetenschap en als belangrijke verbindende factor in de ontwikkeling van de christelijke kerk.
Dat laatste staat letterlijk en figuurlijk centraal in dit boek. Bloemendal geeft wat hij in de titel belooft: het is hem niet zozeer te doen om de ontwikkelingsgang van het Latijn als zodanig –wat slechts voor specialisten te volgen zou zijn, en die weten het toch allemaal al– als wel om de meest in het oog springende culturele aspecten van wat men de gebruiksomgeving van de oude taal der Romeinen zou kunnen noemen.
Helder perspectief
Zo geeft hij in de laatste hoofdstukken aan de hand van kernwoorden als ”humanitas” en ”charitas” een beknopt overzicht van de Europese cultuurgeschiedenis en van het Latijn als voertaal in rechtspraak, bestuur en wetenschap.
Deze opzet leidt onvermijdelijk tot verdubbelingen en herhalingen in het boek: grote historische gestalten zijn nu eenmaal maar moeilijk te vangen onder één aspect van hun leven en werk. Enige kennis van het Latijn is wel handig, wil men deze inleiding tot de Europese cultuur tot in detail goed kunnen volgen. Maar ook voor de velen die er te laat achter komen dat ze de verkeerde schoolkeuze gemaakt hebben, geeft het boek een helder perspectief op meer dan twintig eeuwen Europese geschiedenis.
Boekgegevens
Latijn. Cultuurgeschiedenis van een wereldtaal, Jan Bloemendal; uitg. Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2016; ISBN 978 90 2530 239 9; 230 blz.; € 19,99.