Binnenland

‘Roosje’ en Elly werken op dezelfde zml-school

Twee keer per week rijden ze met elkaar van de Veluwe naar Zwolle. Elly Pul en dochter Roselien werken beiden als onderwijsassistent op de Obadjaschool voor zeer moeilijk lerenden (zml). „Daar samen werken is niet alleen gewoon leuk, het is ook gezellig.”

Gijsbert Wolvers

9 August 2016 16:44Gewijzigd op 16 November 2020 05:37
Elly Pul (l) en Roselien Schouten-Pul werken beiden op de reformatorische Obadjaschool voor zeer moeilijk lerende kinderen in Zwolle. „Het samen daar werken is gewoon leuk. En ook gezellig.” beeld RD, Anton Dommerholt
Elly Pul (l) en Roselien Schouten-Pul werken beiden op de reformatorische Obadjaschool voor zeer moeilijk lerende kinderen in Zwolle. „Het samen daar werken is gewoon leuk. En ook gezellig.” beeld RD, Anton Dommerholt

Dat Elly Pul-van Raaijen (48) uit Nunspeet het onderwijs zou ingaan, was in haar tienerjaren niet vanzelfsprekend. „Ik deed de opleiding agogisch werk op het mdgo, maar ik wilde graag met ‘gewone’ kinderen gaan werken. Maar een van mijn stages liep ik op een school voor zeer moeilijk lerende kinderen. Binnen een week was ik om: dit was de doelgroep waarmee ik wilde blijven werken”, zegt ze in haar Nunspeetse hoekhuis.

Na het afronden van haar mbo-studie ging ze in de gehandicaptenzorg aan de slag. Nadat zij en haar echtgenoot, Robert, hun eerste kind hadden gekregen, stopte ze met buitenshuis werken. Dat veranderde weer in 2004, toen hun vijfde kind 4 jaar was. „Ik zag een advertentie met een „zeer dringende noodoproep” van de Obadjaschool voor diverse onderwijsassistentes. „Dit is leuk, dacht ik. Ik overlegde met mijn man én de kinderen. Zij moesten achter mijn keuze staan om te solliciteren. Mijn man stimuleerde me zelfs om op de advertentie te reageren.”

Geen sollicitatiegesprek

Met een groep geïnteresseerden kreeg ze een rondleiding op de school. „De volgende dag werd ik uitgenodigd om te komen werken. Ik heb nooit een brief geschreven, nooit een sollicitatiegesprek met het bestuur gehad.”

Het eerste jaar werkte ze als oproepkracht om zieke collega’s te vervangen. „Het tweede jaar begon ik met het vervangen van een zieke collega voor drie dagen per week. Dat zou eerst tot de herfstvakantie zijn, maar duurde het hele schooljaar. Mijn man 
–die toen een eigen tuincentrum had– ontbeet destijds altijd met onze jongste en bracht hem naar school.”

Niet alleen haar man, ook de kinderen stonden achter de keus om te werken. „Zij deden taakjes in het huishouden. Dat jaar zijn we voor het eerst op wintervakantie geweest, als een soort beloning, ook voor de kinderen.”

Met de paplepel

De liefde voor de medemens met een beperking kregen de kinderen Pul met de paplepel ingegoten. Elly: „Als ze een dagje vrij waren, nam ik hen mee naar de Obadjaschool. Ook ging er weleens één mee met het jaarlijkse schoolkamp.”

Drie van de vier dochters deden dan ook een opleiding voor de gehandicaptenzorg. De tweede, Roselien Schouten-Pul (25) uit Elspeet: „Ma adviseerde me sociaal-pedagogisch werk te kiezen in plaats van onderwijsassistent. „Daar kun je meer mee”, zei ze.”

Na het afronden van die opleiding werkte Roselien een jaar in de gehandicaptenzorg. In die tijd wees haar moeder haar op een advertentie van de Obadjaschool. „Dat was een hint, verder heb ik me niet met die sollicitatie bemoeid”, vertelt Elly.

Roselien werd aangenomen op de school waar haar moeder al werkte, sinds januari 2012 vijf dagen in de week op de afdeling voor meervoudig gehandicapten (MG) van de Obadjaschool. Nu haar afdeling, de Zerbolt, vorig jaar ook een plaats kreeg op het terrein van de hoofdlocatie, zien moeder en dochter elkaar regelmatig in de pauze.

Roselien: „Hoewel ik als enige van de kinderen je en jij tegen mijn moeder zeg, spreek ik haar nooit aan met haar voornaam. Maar op school wel. Ha Elly, zeg ik dan.” „Dag Roosje, zeg ik dan terug”, aldus haar moeder. „Dit koosnaampje gebruik ik als enige op school. Voor de anderen heet zij Roselien.”

Liefde voor gehandicapte kind

Moeder en dochter delen de liefde voor het gehandicapte kind. Als dat nodig is, runt Elly als verantwoordelijke onderwijsassistent feitelijk de klas. „Je moet heel veel geduld met deze groep leerlingen hebben, maar het is erg leuk om hun iets aan te leren. Contact en vertrouwen zijn bij deze groep kinderen de sleutelwoorden. Die vormen de basis om met hen te werken. En eerlijk, ik ben stapelgek met hen.”

De groep zeer moeilijke lerende kinderen (zml) vormt de categorie met de minste verstandelijke vermogens. „Dan geniet je van de kleine dingen”, zegt moeder Elly. „Een lach, een uitspraak van een leerling. Deze kinderen zijn ook heel aanhankelijk. Soms ontwikkelen ze zich qua kennis ietwat. Dat ervaar je dan weer als een heerlijke beloning, die je nieuwe energie geeft.”

Roselien: „Het lage niveau trekt me. Dat ik met kleine stappen vooruitgang zie. Dat ik er soms een halfjaar over doe om een leerling aan te leren een 2 te herkennen, terwijl ze een halfjaar lang zeiden dat het cijfer 2 een 1 was.”

Natuurlijk overwicht

Roselien heeft een natuurlijk overwicht op de leerlingen. „Ik had bij de MG een jongen met gedragsproblemen. Veel collega’s vonden het lastig hem in de klas te handhaven. Maar met hem heb ik een vertrouwensband gekregen, waardoor hij ontzag voor mij heeft. Vermoedelijk ook door mijn lage stem en rustige manier van praten.”

Eind mei keerde ze na haar zwangerschapsverlof weer terug, maar ze heeft hem niet meer in de groep. Toch heeft ze dat gezag nog altijd. „Zelfs door de ramen heen. Ik hoef maar naar hem te zwaaien of mijn wenkbrauwen op te trekken, of hij wordt weer rustig.”

De Elspeetse beviel een halfjaar geleden van haar dochter Emmeline, en werkt nu nog twee dagen per week op school, net als haar moeder op maandag en dinsdag. „We rijden samen; mijn moeder, een Elspeetse collega en ik. Om de beurt rijden we naar Zwolle.”

Moeder Elly werkt op het voortgezet speciaal onderwijs (vso) van de Obadjaschool. Het ene jaar begeleidt ze stagiaires, een ander jaar is ze meer intern bezig. „Ik sta al jaren met een andere onderwijsassistent voor de groep, waarvoor ik dan eindverantwoordelijk ben. Dat betekent dat er geen leerkracht bij is.”

Terug op mijn plekje

Meestal bestaat een groep in het speciaal onderwijs uit zes tot twaalf leerlingen. De groepen zijn altijd klein vanwege de zorgzwaarte van de leerlingen. De groep wordt begeleid door twee tot vier mensen: een leerkracht, één à twee onderwijsassistenten en af en toe ook een zorgondersteuner.

Het komt voor dat er weer een leerkracht leiding aan de groep geeft. Elly: „Dan moet ik terug in mijn functie als onderwijsassistent. Niet verkeerd hoor, maar soms voelt dat raar, omdat ik volop ervaring heb met het zelf draaien van een groep.”

Mede daarom wordt Elly volgend jaar assistent ambulant begeleidster van de Obadjaschool. De school is een regionaal expertisecentrum (rec) geworden van het landelijke netwerk Berseba en vervangt in de regio Zwolle het werk van het verdwenen De Ambelt. Het rec richt zich op de zorgbehoeften voor leerlingen in het reformatorisch primair en speciaal onderwijs.

Geen betere band

Elly weet zeker dat ze geen betere band met Roselien heeft dan met haar andere kinderen omdat ze met haar tweede dochter op dezelfde school werkt. „Het is grappig, meer niet. Wel begrijpen we elkaar soms al na een half woord en schieten dan in de lach. Toen Roselien in het kraambed lag, kreeg ze via de app een geluidsbestand van al haar leerlingen die haar feliciteerden. Voor ons beiden was dat extra leuk, omdat wij precies de leerlingen erbij dachten die ”gefeliciteerd” zeiden.”

Nadelen van het samen op één school werken kunnen ze niet verzinnen. Zij het dat tijdens een korte ziekteperiode van Roselien Elly iets minder onbevangen kon reageren op vragen van collega’s hoe het met Roselien ging. „Daar moest ik professioneel mee omgaan.”

Roselien: „Mijn man vindt het weleens vervelend dat wij –naar zijn mening– een hele avond over het onderwijs kunnen praten.” Elly: „Dat valt wel mee hoor. Ik ben meer dan alleen onderwijsassistent. Ik wil ook oma zijn en zo veel meer.”

Beide onderwijsassistentes hopen hun werk nog lang te kunnen doen. Elly: „Onze leerlingen zijn zorgenkinderen. Het is belangrijk dat ook die kinderen graag naar school gaan. Dat is niet alleen voor de ouders, maar ook voor het kind zelf fijn. De leerling moet zich op school prettig voelen.”

Tijdens ouderbezoeken merkt ze soms dat de ouders hun kind met beperking helemaal hebben geaccepteerd. „Een vader van een kind met het syndroom van Down zei eens tegen me: „Niet iedereen krijgt zo’n kind om voor te zorgen.” Ik hoor ook weleens: „Ons gezin zou niet ons gezin zijn als we dit kind niet hadden gehad.” Ook dit soort uitspraken behoren tot de mooie dingen van ons speciale beroep.”


Zo ouder, zo kind

Dit is het vierde deel in een serie van ouders en kinderen die op dezelfde school werken.

Meer over
Zo ouder zo kind

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer