Slaapkamers broers Vergunst nu vergaderzaal curatorium
„Dit was ons koninkrijk, ons kasteel.” De ene herinnering na de andere komt boven als Dirk Vergunst na lange tijd weer terug is in de pastorie van zijn jeugd aan de Boezemsingel in Rotterdam.
In het water van de singel voor de pastorie dobberen een paar eenden. Dirk Vergunst, zijn broer en een vriend lieten er als jonge jongens ooit een vlot drijven. Vanachter het raam van de Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten naast de pastorie keek een aantal mannen in zwart pak toe. Het vlot bleek onvoldoende drijfkracht te hebben. „Ik kon nog net op de kant springen, mijn beste vriend kwam in het water terecht. Achter het raam hadden ze veel plezier.”
Als baby van zes weken arriveerde Dirk in 1957 aan de Boezemsingel. „Mijn vader had vanuit het Amerikaanse Corsica een beroep aangenomen naar Rotterdam-Centrum. Ik ben na de overtocht op de Wilhelminakade in Nederland aangeland.”
Ds. A. Vergunst dacht overigens eerst naar Canada te moeten gaan. „Mijn vader was geen man die grote woorden sprak over het krijgen van teksten. Hij wilde een beroep vanuit Canada aannemen. Voordat hij naar het postkantoor in Corsica ging om de brief voor die gemeente weg te brengen, zei hij tegen mijn moeder: „Er is nog één ding dat mijn besluit kan veranderen: als er in de postbus een brief met een beroep van de gemeente Rotterdam-Centrum ligt.” Die brief lág in de postbus! Daarop heeft mijn vader de brief voor Canada verscheurd en het beroep naar Rotterdam aangenomen.”
Zo statig als de groene Boezemsingel oogt, is ook de grote pastorie. „Vier verdiepingen en een kelder. Wat een ruimte!”
De hoge stenen trap voor de zware voordeur is nog hetzelfde. De hal erachter blijkt intussen veel groter en lichter, constateert Vergunst, terwijl hij aanwijst waar de muren vroeger stonden. Bij de grote verbouwing van 2009 werden pastorie en Theologische School tot één geheel gesmeed en ingericht voor het onderwijs aan toekomstige predikanten.
Naast de hal bevindt zich nu de ontmoetingsruimte van de school. „Hier was de woonkamer. Deze ruimte was door schuifdeuren in drieën opgedeeld: voorkamer, achterkamer en serre. In mijn beleving waren de kamers veel groter.”
Bij het raam in de achterkamer stond de stoel van zijn vader. „Daar las hij ons voor uit jongensboeken, uit de kerkgeschiedenis. Ik kan me nog herinneringen dat hij een levensbeschrijving van de Engelse predikant John Kershaw voorlas. Of vertelde over de weidsheid van Amerika.”
Terugblikkend verbaast het Vergunst dat zijn vader er de tijd voor had. „Vader was een harde werker. Op zondag preekte hij vaak drie keer. Doordeweeks stond hij altijd vroeg op. Op maandagavond gaf hij aan drie groepen catechisatie, na een hele dag werken op de Theologische School. Op dinsdag en woensdag ging hij de gemeente in. De vrijdag werd besteed aan overleg over de zending. Ondanks dat hij drukbezet was, was hij zeer betrokken op het gezin.”
In de voorkamer komt bij Dirk Vergunst een herinnering aan een dag met noodweer naar boven. „Naar mijn herinnering onweerde het hier destijds heel vaak. Of dat echt zo was, weet ik natuurlijk niet. Ook die dag was het raak. Het water liep op een gegeven moment bij de erker aan de voorkant naar binnen. Vader haalde ons bij onweer altijd uit bed. Dan las hij een gedeelte uit de Bijbel dat over de stem van de Heere ging.”
Op zulke momenten voelde Vergunst de ernst van zijn vader. „Toch was hij ook een humoristische, vrolijke man. Hij maakte graag een grapje, maar we moesten het als kinderen niet wagen om met de dood te spotten.”
Ds. Vergunst is in de tijd dat hij aan de gereformeerde gemeente van Rotterdam-Centrum verbonden was, tot „volle bloei” gekomen, zegt zijn zoon terugblikkend. „In Rotterdam heeft hij geestelijk een goede tijd gehad. Er was een warme band in de gemeente. Vader was een stadsmens en voelde zich hier thuis.”
De trap op. Naar de etage met de kamers waar de docenten ds. A. Moerkerken, ds. G. J. van Aalst en ds. P. Mulder nu lesgeven aan de studenten van de Theologische School. Ook op deze plek staan weinig wanden meer op de oorspronkelijke plek, constateert Vergunst. „Vroeger was hier de badkamer en daarnaast de logeerkamer. Middenvoor had mijn vader zijn studeerkamer.”
Vergunst kijkt door het raam van de balkondeur naar buiten. „Als wij te luidruchtig waren op het plein voor de kerk, gaf mijn vader weleens een schreeuw dat we moesten bedaren.”
Aan de voorzijde was de slaapkamer van vader en moeder Vergunst. Dirk herinnert zich die vooral als de plek waar hij en zijn broers onder de wol werden gestopt als zij koorts hadden. „Dat moest van dokter Hage.”
Vanuit de kamer waar ds. Moerkerken nu doceert, kijkt Vergunst naar het grote kerkgebouw achter de pastorie. „Langs die regenpijp klom mijn broer als kleine jongen eens omhoog naar de goot van de kerk. Tot schrik van mijn moeder.”
Nog een trap naar boven. Daar bevindt zich nu de vergaderzaal waar onder anderen de leden van het curatorium overleggen. Aan de muur hangen portretfoto’s van docenten van de Theologische School. Ook die van ds. A. Vergunst hangt ertussen. Zijn zoon haalt er herinneringen op aan het plotselinge sterven van zijn vader tijdens een operatie in 1981 – „hij schreef ons voorafgaand allemaal een brief, geen afscheidsbrief, meer een liefdesbrief.” Vergunst vertelt verder dat zijn vader al vanaf de geboorte van zijn jongere broer Arnoud mocht geloven dat die predikant zou worden. „Al heeft mijn broer dat nooit geweten, totdat hij was aangenomen.” Ds. A. Th. Vergunst is nu verbonden aan de Netherlands Reformed Congregation van Waupun (VS).
In de vergaderruimte staan grote vergaderstoelen. Vergunst herinnert zich een heel andere zolderetage. „Hier waren onze slaapkamers: van mij en mijn broers. Vijf kamers. Dit was onze plek”, zegt Vergunst, terwijl hij aanwijst waar zijn slaapvertrek was.
Het geluid van kattenkwaad op de bovenverdieping drong soms door de houten vloeren door tot in de woonkamer twee verdiepingen lager. „Maar voordat mijn vader boven was, lagen wij al weer in bed. Mijn oudste broer was meestal de klos. Mijn vader was soms een onstuimige man, maar even later was hij alles weer vergeten.”
Bijna alle ruimten van de voormalige pastorie heeft Vergunst nu gezien. „Maar ik wil ook nog even naar de kelder. Dat was ons speeldomein.” Bibliothecaris en beheerder M. Bal opent de kelderdeur. Bal woont naast de Theologische School en heeft de kelder in gebruik als werkruimte, opslag en fietsenkelder. Vergunst weet nog precies hoe het er vroeger uitzag. De directe trap naar de hal is er niet meer, maar de tegeltjes van de oude badkamer zitten nog aan de muur, constateert hij.
Een bezoek aan de voormalige pastorie is niet af zonder een blik in de naastgelegen kerk, het werkterrein van zijn vader, vindt Vergunst. In het grote bedehuis zitten nu op zondag circa tachtig kerkgangers. De kerkenraad worstelt met de vraag hoe het verder moet met gebouw en gemeente. Vergunst: „In de tijd dat mijn vader hier predikant was, zat de kerk vol. Maar er trokken wel steeds meer mensen weg. Er kwamen mensen met pijn in het hart naar mijn vader. Ze zeiden: „Dominee, we gaan weg. In mijn trappenhuis spreekt niemand meer Nederlands.” Ook het tekort aan woningen speelde een rol. Zij trokken naar plaatsen rond Rotterdam.”
Vergunst vindt het jammer dat de gemeente nu zo klein is. „Dit is echter de realiteit in onze steden. Er zijn wel grote gemeenten rond de stad ontstaan.”
zomerserie Terug naar de pastorie
Met een (klein)kind van een overleden predikant terug naar het huis van zijn of haar jeugd.
Dirk Vergunst
Dirk Vergunst (1957) studeerde geschiedenis en Nederlands recht. Eerst was hij leraar geschiedenis en maatschappijleer. Daarna maakte hij de overstap naar de rechterlijke macht. Van 1987 tot 1991 was hij in opleiding bij de rechtbank in Rotterdam. Vervol- gens werd hij rechter bij de rechtbank Zutphen, nu de rechtbank Gelderland. Op dit moment geeft hij leiding aan de civiele afdeling van deze rechtbank. Daarnaast heeft hij verschillende nevenfuncties. Vergunst is getrouwd en (groot)vader van vier kinderen en vijf kleinkinderen. Hij woont in Apeldoorn.
Ds. A. Vergunst
Arie Vergunst (1926-1981) werd in 1950 op 24-jarige leeftijd bevestigd als predikant van de gereformeerde gemeente van Zeist. Daarna ging hij naar Corsica (VS) (1954), Rotterdam-Centrum (1957), Veen (1972) en Kalamazoo (VS) (1981). Ds. Vergunst was vijfmaal voorzitter van de synode van de Gereformeerde Gemeenten, en docent aan de Theologische School. Verder was hij onder meer bestuurslid van de Vereniging voor Gereformeerd Onderwijs, van de Staatkundig Gereformeerde Partij en van de Stichting Reformatorische Publicatie en voorzitter van scholengemeenschap Guido de Brès in Rotterdam. Naast zijn ambtswerk studeerde hij theologie aan de Universiteit Utrecht en publiceerde hij veel.
Lees ook in Digibron
In memoriam ds. A. Vergunst dienaar des Woords (1950-’81) (De Saambinder, 24-11-1981) Bevestiging en intree van Ds. A. Vergunst te Rotterdam-C. op 18 en 19 september 1957 (De Saambinder, 26-09-1957)