Waarom de kerk het zo goed doet
Het blijft een spannende vraag: hoe kon het christendom, dat met een paar discipelen begon, uitgroeien tot de heersende godsdienst van het Romeinse Rijk?
Bijna ieder jaar verschijnt er wel ergens een boek over de opkomst van het christendom. Van huisgemeente tot wereldkerk, noemde dr. G. J. D. Aalders in de jaren zeventig de verbazingwekkende groei van de kerk in de eerste eeuwen.
Ook de Britse theoloog dr. Jonathan Hill, verbonden aan de universiteit van Exeter, waagde zich aan het onderwerp. Zijn studie uit 2013 verscheen onlangs in een Nederlandse vertaling: ”Christendom de eerste 400 jaar”, met als ondertitel: ”Hoe een Joodse sekte uitgroeide tot staatsgodsdienst”.
Het blijkt echter lastig om de bloei van het christendom, dat met een handjevol mensen begon, puur historisch te verklaren. Eigenlijk gaat Hill meteen al de mist in als hij vraagtekens zet bij de betrouwbaarheid van de evangeliën en Handelingen. Zo zouden in de verhalen over de conflicten met de Farizeeën eerder latere situaties van christenen doorklinken dan gebeurtenissen rond Jezus Zelf.
De leerlingen geloofden volgens Hill vast in de opstanding van Jezus uit de dood, maar welke „ervaringen” ze hadden die ervoor zorgden dat ze zo sterk aan deze overtuiging bleven vasthouden, is volgens hem minder duidelijk. Ook stelt hij dat de eerste christenen Jezus beschouwden als een heilige man Die pas Heere en Messias werd nadat God Hem uit de dood had opgewekt. De apostel Johannes stelde later dat Jezus altijd al goddelijk en verheven was, aldus Hill.
Het mysterie van de menswording van God en het werk van de Heilige Geest zijn niet gemakkelijk historisch te duiden. Toch vormen ze misschien wel dé verklaring voor de snelle groei van het christendom. De kerk verspreidde zich in de eerste vijftig jaar van haar bestaan over vele steden, tot in Rome toe.
Hill beschrijft op een grondige en prettige leesbare manier het dagelijks leven van christenen, hun opvattingen en gebruiken (maar ook hun meningsverschillen). Het christendom kreeg in die eerste vier eeuwen een vaste vorm. Het overleefde vervolgingen; bisschoppen en concilies deden uitspraken over leer en leven, over orthodoxie en ketterij, over het bestuur van kerken en kloosters.
Totdat keizer Theodosius (en niet keizer Constantijn, zoals de achterflap vermeldt) in 380 het christendom tot staatsgodsdienst verhief. De heidense tempels sloten hun deuren; de kerk triomfeerde. Maar of christenen na die 400 jaar zo veel beter af waren dan aan het begin, is de vraag. In ieder geval was het christendom onherkenbaar veranderd.
Boekgegevens
Christendom de eerste 400 jaar. Hoe een Joodse sekte uitgroeide tot staatsgodsdienst, Jonathan Hill; uitg. Royal Jongbloed, Heerenveen, 2016: ISBN 978 90 8525 050 0; 420 blz.; € 19,95.