Heerlijk
Jesaja 25:6
„En de Heere der heirscharen zal op deze berg alle volken een vette maaltijd maken, een maaltijd van reine wijn, van vet vol merg, van reine wijnen die gezuiverd zijn.”
Het laatste gedeelte van het vorige hoofdstuk geeft een profetie van de Heere Jezus Christus, met het oog op Zijn overwinning op de vijanden en van Zijn heerlijke regering op de berg Sion en Jeruzalem (dat is, naar een figuurlijke spreekwijze van het Oude Testament, de kerk van het Nieuwe Testament).
Dit gebeurt voor of in tegenwoordigheid van de oudsten, ministers en staatsdienaren die zich aan het hof bevinden. Alle hovelingen en dienaren ontvangen en volvoeren hun bevelen, staan in hun tegenwoordigheid en zijn getuigen van hun heerlijkheid.
De profeet is diep aangedaan wegens de openbaring van de heerlijkheid des Heeren in het straffen of kastijden van Zijn eigen volk, in het verdelgen van Zijn vijanden, in het bevestigen van Zijn troon en in Zijn heerlijke regering. Hij kan zich niet inhouden om de Heere daarvoor in een lied te loven, namelijk in de vijf eerste verzen van dit hoofdstuk. Na het eindigen van dit lied gaat hij in deze tekstwoorden en in de volgende zeven verzen weer over tot een profetische beschrijving van de gelukzaligheid die de onderdanen van Christus’ Koninkrijk in de dagen van het Evangelie, onder Zijn regering, zullen genieten.
Thomas Halyburton, hoogleraar in St. Andrews
(”De zondaar verheugd in Gods heiligdom”, 1763)