„Heel deftig liepen ze samen naar de kerk”
Op het randje van Schouwen-Duiveland ligt Bruinisse, dorp van vissers, mosselkwekers en stoere zeebonken. Aan de Schoolstraat staat de kerk van de gereformeerde gemeente in Nederland. Schuin ertegenover de vroegere pastorie. Hier woonde van 1948 tot 1960 het gezin van ds. F. Mallan.
Maaike Mallan, het tweede kind van het predikantsechtpaar Mallan-Bakker, keert na 46 jaar terug naar het huis waarin ze op 18 juli 1951 geboren werd, waar ze opgroeide, waar ze met de andere kinderen domineetje speelde op de gang, en zondagsavonds op de knie van vader zat te luisteren als hij Bijbelse geschiedenissen vertelde, of verhalen van vroeger.
Schoolstraat 10. De buitenkant van het domineeshuis is vrijwel onveranderd. „Alleen de bomen voor het huis stonden er vroeger niet. En zo’n mooie voordeur hadden wij ook niet.”
De predikantsdochter wijst naar de eerste verdieping. „Die kamer boven de voordeur, daar sliepen mijn ouders. En rechts daarvan, precies boven de woonkamer, daar sliepen wij.”
Samen naar de kerk
Honderd meter verderop staat de kerk. Op die locatie, maar in een vorig kerkgebouw, werd kandidaat Mallan op 29 september 1948 bevestigd door ds. J. Fraanje. „Op zondagmorgen kwam vader altijd op dezelfde tijd de deur van de pastorie uit. Ouderling Verwijs haalde hem altijd op. Heel deftig liepen ze dan samen naar de kerk, Verwijs met zijn petje, vader met de hoge zijden hoed. Ondertussen ging de klok van de kerk luiden.”
De huidige bewoner, Kurt Habraken, doet de deur van de voormalige pastorie open. Habraken (68) is mede-eigenaar van visrestaurant Bru 17 in de haven van Bruinisse. Alles wat de visserij betreft, heeft zijn hart. Over de vroegere pastorie, waar hij met zijn gezin al meer dan 25 jaar woont, zegt Habraken: „Dit huis ademt de sfeer van zee en visserij.”
Achter de eerste deur links in de gang bevond zich de studeerkamer van ds. Mallan. Nu bevindt zich daar een particulier visserijmuseum. Maaike Mallan wijst naar het raam: „Daar stond vaders bureau. En op dat bureau stond zijn grote Remingtontypemachine. In mijn herinnering was hij altijd preken aan het maken en aan het schrijven.”
Vochtige kelder
De studeerkamer was vaak verboden gebied. „Als vader aan zijn preek werkte, mochten wij daar niet komen. Als we in de gang op de grond gingen liggen, konden we onder de deur door precies zien of vader er was. Als hij studeerde, mochten we in huis wel rommel maken, maar geen lawaai. Vader studeerde en dus moest het stil zijn. Maar als hij de studeerkamer uit kwam, was het vaak even stoeien.”
Achter de tweede deur links bevond zich de eetkeuken. „Hier stond de eettafel, daar de kachel, dat was de kast onder de trap naar boven, en die deur ging naar de kelder. Habraken: „Die kelder is sinds de watersnood van 1953 vrijwel onbruikbaar. Nog steeds zit er veel zout in de bodem. En zout blijft vocht aantrekken.”
In de pastorie was vaak bezoek, de logeerkamer was meestal wel in gebruik. Maaike: „Ik herinner me nog dat dr. C. Steenblok weleens bij ons was. Als hij mee at, werd zijn maaltijd op een schaaltje afgewogen. Ik denk dat hij suiker had.”
Uit Sint Annaland kwamen soms David Hage en Arie Gunther op bezoek, uit Tholen de dames Schot. „Dat waren vriendelijke mensen, ook voor kinderen. Maar het waren ook ernstige mensen, wij hadden diep ontzag voor hen. Want we wisten: Dat zijn kinderen van de Heere.”
In de gang speelden de kinderen eindeloos domineetje. Ze bouwden van een keukentrapje een preekstoel. De sproeidop van de tuingieter werd opeens microfoon. Een haarlint werd de witte domineesstrik.
Haas en konijn
In de jaren veertig, vijftig, was het dorp Bruinisse alleen over het water bereikbaar. „We kwamen zelden van het eiland af. Als vader verder weg moest gaan preken, was hij wel een paar dagen van huis. Als hij dan weer thuiskwam, had hij weleens een haas of een konijn bij zich, die hij onderweg had doodgereden. Zo’n haas of konijn hing dan in de garage om te besterven, zoals het heette. Later lag zo’n beestje in de pan, klaar om opgediend te worden. Ik moest er niks van hebben.”
Bruinisse was de eerste gemeente van ds. Mallan. Het was net na de oorlog. En in 1953 kwam de watersnood. Dochter Mallan herinnert zich Bruinisse als een verwoest dorp. „De geallieerden hadden op dit deel van het eiland zware beschietingen uitgevoerd. En toen kwam het water. Er bleef geen boom overeind. Jarenlang heb ik geen boom gezien, totdat we later een keer op de Veluwe kwamen. Ik was werkelijk onder de indruk van zó veel bomen.”
Achter de eetkeuken lag de keuken. „Hier zong mijn moeder altijd, meestal psalmen, soms ook ”Vaste rots”. Ze kon prachtig zingen. En hier slachtte ze ook kippen. De veren vlogen soms in het rond.”
Moeder had ook een dienstbode. „Dat hoorde zo. In een domineeshuis hoorde nu eenmaal een dienstbode. Dat kostte een tientje in de week.”
In de schuur achter de keuken deed moeder altijd de was, samen met de dienstbode. „In mijn herinnering hing er altijd was. Ieder jaar werd er een kind geboren.”
Bij de waterput
Bru was een stil dorp. „Als het zomeravond was, zat iedereen voor het huis. Mensen konden toen gewoon een halve avond stil zijn, zitten op een stoel. Er waren nog maar een paar auto’s op het dorp. Moeder vond dat maar gevaarlijk, die auto’s. Wij mochten ook echt niet lopend naar de Nieuwstraat. Veel te riskant. Daar kwam ieder uur de bus langs.”
De herinneringen aan vader Mallan zijn vele. Het gebeurde eens dat ds. Mallan zo diep in gedachten verzonken was, dat hij zomaar een tijdlang zijn kinderen vergat. Maaike had daar veel last van. Ze liep naar hem toe en zei: „Toe pa, zeg nog ’s wat tegen mij.”
„Dat zinnetje greep vader in het hart. Hij zag er geestelijke lessen in. Als de Heere zweeg, kon een kind van God weleens zeggen: Ach, Heere, wilt U alstublieft nog wat tot me spreken.”
Buiten, op de binnenplaats, bevindt zich nog de waterput. Op de mond ervan ligt nu een grote platte steen. „Er was eens een kind in het dorp verdronken in zo’n put. Toen moest de put van moeder opeens worden dichtgemetseld.”
Op zondagmorgen moest het hele gezin vroeg opstaan en op tijd aan tafel zitten. „Vader las dan altijd Psalm 92: „Een psalm, een lied, op den sabbatdag. Het is goed dat men den Heere love.” Na het eten zongen we altijd een psalm in de oude rijm, Datheen dus. En voor bidden en danken gingen we zowel ’s morgens als ’s avonds op de knieën.”
Rechts van de gang bevond zich de woonkamer. Op zondagavond, na de preek, zat het gezin vaak in de achterkamer. „Vader was dan een andere vader dan zondagsmorgens voor de ochtenddienst. De sfeer was dan ook anders. Pa zat dan in zijn rookstoel en stak een pijp op.”
In 1960 kwam er een beroep uit Veenendaal. Ds. Mallan nam het aan, tot grote verbazing van de kinderen. „Wij hadden nooit verwacht dat we nog eens een keer uit Bruinisse moesten vertrekken. Dus, het kon niet, maar het gebeurde toch. Waar Veenendaal lag, daar hadden we geen enkel idee van. We waren daar nog nooit geweest. Veenendaal was voor ons het einde van de wereld. We konden niet eens beschaafd Hollands spreken, alleen maar Bruûs. Ik was toen negen jaar.”
zomerserie Terug naar de pastorie
Met een (klein)kind van een overleden predikant terug naar het huis van zijn of haar jeugd.
Ds. F. Mallan
Frans Mallan werd op 18 april 1925 te Rotterdam-Kralingen geboren. Hij was 20 jaar toen hij door het curatorium van de Gereformeerde Gemeenten toegelaten werd tot de studie voor predikant. In 1948 werd hij bevestigd als predikant van de gereformeerde gemeente te Bruinisse. Na de scheuring in 1953 werd hij predikant bij de toen ontstane Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Ds. Mallan was achtereenvolgens predikant in Veenendaal (1960), Gouda (1968), Vlaardingen (1972), Rhenen (1976) en Alblasserdam (1984). In 1996 ging hij op 71-jarige leeftijd met emeritaat.
Ds. Mallan vervulde als centrale figuur binnen zijn kerkverband vele functies.
Maaike Mallan
Maaike Mallan werd op 18 juli 1951 in Bruinisse geboren. Ze is gehuwd geweest, is gescheiden, heeft vier getrouwde kinderen en negentien kleinkinderen. In 1988 is ze, na het overlijden van haar moeder, met haar kinderen bij haar vader in de pastorie in Alblasserdam gaan wonen. Daar heeft ze haar vader tot het einde van zijn leven verzorgd. Maaike Mallan heeft gewerkt als boekverkoper in een boekhandel en is nu eigenaar van uitgeverij Sola Gratia, die de werken van ds. Mallan uitgeeft.
Door de komst van kandidaat O. M. van der Tang naar Alblasserdam woont Maaike Mallan op dit moment tijdelijk in Sliedrecht.