Grondslag
Mattheüs 16:18
„Op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen dezelve niet overweldigen.”
Het was noodzakelijk dat de Zoon van God onze natuur aannam en in die natuur zou leven, lijden en sterven. Niet voor Zijn eigen zonde, maar voor de onze.
Het was noodzakelijk dat Christus in die natuur zou nederdalen ten grave en weer zou verrijzen. Het was ook noodzakelijk dat Christus in diezelfde natuur zou opvaren ten hemel, en zitten aan de rechterhand Gods nadat Hij een eeuwige verlossing voor al Zijn volk had verworven.
Geen andere grondslag dan deze kan het gewicht van Gods Kerk dragen, dan waarvan onze tekst spreekt. Die grondslag, eens verworven, is zeer sterk. Hij kan het gewicht van de zonde van de gehele wereld dragen. Hij heeft het gewicht van al de zonden van alle gelovigen gedragen die daarop gebouwd hebben.
Zonden van gedachten, zonden van inbeelding, zonden van het hart, zonden van het hoofd, zonden die iedereen heeft gezien, en zonden die geen mens wist. Zonden tegen God en zonden tegen mensen, zonden van alle soorten en beschrijvingen. Die machtige Rots kan het gewicht dragen van al deze zonden, en niet wijken.
Het middelaarsambt van Christus is een genoegzame remedie voor al de zonden van de gehele wereld. Aan deze grondslag is ieder lid van Christus’ ware Kerk verbonden. In vele dingen mogen de gelovigen niet overeenstemmen, in de zaak omtrent de grondslag van hun ziel zijn ze allen eensgeestes.
J. C. Ryle, bisschop in Liverpool
(”Waarschuwingen aan de kerken”, 1858)