Huisarts Van Hasselt (92) traint levenslang om sterker te worden
Huisdokter-zijn is geen baan, maar een bestaan, vindt de 92-jarige Nico van Hasselt uit Amsterdam. Vorige week was hij zestig jaar actief als huisarts.
Voor zijn jubileumfeestje nodigde hij alle patiënten uit die hij langer dan veertig jaar kent: 500 in totaal. Zijn langste patiëntencontact duurt tot nu toe 57 jaar, zegt de oudste huisarts van Nederland met trots. De gemiddelde patiënt in Amsterdam blijft immers maar zeven jaar bij dezelfde dokter.
Waar de 92-jarige zijn energie vandaan haalt, weet hij ook niet. Misschien houdt de belofte die hij 72 jaar geleden deed hem overeind. Hij zat toen in de dodencel met dokter Meindert Brouwer uit Bilthoven, die ter dood was veroordeeld wegens verzetsactiviteiten in de Tweede Wereldoorlog. Van Hasselt wachtte zijn executie af nadat hij het concentratiekamp in Vught ontvluchtte –hij zat vast wegens wapenbezit– en daarna per boot naar Engeland probeerde over te steken.
Waarom zijn we op deze aarde, vroegen de twee zich af. Wat heeft het leven voor zin? Zo meteen krijgen we de kogel en is het gebeurd. Dat kan niet de bedoeling zijn, meenden ze. Als ik hier ooit uitkom, word ik huisarts, nam Van Hasselt zich voor. „Ik wilde iets voor anderen doen.”
Dat hij zijn belofte na zou kunnen komen, had hij nooit verwacht. Op 5 september 1944 brak er paniek uit onder de Duitsers. Van Hasselt werd van Utrecht naar Kamp Amersfoort overgebracht, waar een medewerkster van het Rode Kruis hem naar de ziekenbarak stuurde. Ziek was hij niet, maar „ik denk dat ze medelijden had met dit jongetje.” Na drie dagen verplicht op bed te hebben gelegen, kon hij beginnen met het nakomen van zijn belofte: hij werd aangesteld tot hoofd van de ziekenzaal. De 20-jarige Van Hasselt aarzelde geen moment, hoewel hij compleet onervaren was. „Misschien was het kortzichtig, misschien was ik nieuwsgierig.”
Vrijmetselaar
Van Hasselt komt uit een bankiersfamilie. Thuis werd zijn beroepskeuze niet met gejuich ontvangen. Integendeel: een Van Hasselt met een dienend beroep, dat kon niet. Belachelijk vonden zijn niet-gelovige ouders het ook dat hun zoon plotseling bad voor het eten. „Gelovig” noemt hij zichzelf sinds de dag waarop hij in de Utrechtse gevangenis arts besloot te worden. Hij zag anderen het geloof afzweren in moeilijke tijden, maar zelf kwam hij in de dodencel tot andere conclusies. „De ellende waarmee we in dit leven te maken krijgen, is een training om sterker te worden,” stelt hij.
Kerkelijk is hij niet: Van Hasselt behoort tot de vrijmetselaars. „Ik geloof dat Onze-Lieve-Heer ons op aarde heeft gezet met een taak.” Hij vergelijkt het met een proefwerk met makkelijke en moeilijke opgaven. „Misschien geef ik verkeerde antwoorden of sla ik taken over. Straks word ik afgerekend op hoe ik het gedaan heb.” Vóór de oorlog kreeg hij een Bijbeltje op een zeilkamp van de Nederlandse Christelijke Studentenvereniging. „Dat heb ik nog.”
Behalve de oudste huisarts is hij wellicht ook de enige die nooit eindexamen heeft afgelegd. De Duitsers pakten Van Hasselt in 1943 op toen hij in de zesde klas van het gymnasium zat. Na de oorlog kon hij geneeskunde gaan studeren met permissie van Gerrit Bolkestein, de latere minister van Onderwijs en vader van de oud-VVD-leider. Hij kende hem uit de gevangenis in Arnhem, waar hij in de oorlog eerst zat opgesloten. Wie lette er in die tijd, zo vlak na de oorlog, op of alle papieren in orde waren?
Hij heeft moeten vechten om zijn belofte na te kunnen blijven komen. Op 7 oktober 1991 valt er een brief op de mat in huize Van Hasselt: U moet stoppen met uw praktijk, schreef het toenmalige ziekenfonds. „Een donderslag bij heldere hemel”, blikt Van Hasselt terug. „Ze beweerden dat ik minder kwaliteit zou leveren omdat ik de 65 gepasseerd was. Maar dat konden ze niet bewijzen.”
Hij stapt diverse keren naar de rechter om zijn gelijk te halen. Recepten mocht hij niet uitschrijven in die tijd, dus deed hij zijn patiënten medicijnen cadeau. Verwijsbrieven liet hij door andere artsen schrijven. Een „onvoorstelbare maffiatoestand”, noemt Van Hasselt het juridische gevecht. Uiteindelijk kreeg hij het voor elkaar dat de leeftijdsgrens voor huisartsen kwam te vervallen.
Apk-keuring
Trappen van zeshoog lopen lukt niet meer, maar van andere ouderdomskwalen heeft Van Hasselt geen last. Door een operatie vanwege huidkanker mist hij een deel van zijn neus, maar dat hindert hem niet bij zijn werk. „Waarom zou je stoppen terwijl je nog van betekenis kunt zijn?”
In zijn praktijk kunnen mensen tijdens het spreekuur zo binnenlopen. Wie geluk heeft is snel aan de beurt, wie pech heeft moet een halfuurtje wachten. Het spreekuur is van ’s morgens halfacht tot halfnegen en ’s middags van halfeen tot twee uur. „Ik vind dat niemand school of werk moet verzuimen voor een bezoekje aan de dokter.”
In zijn spreekkamer hangt geen klok. Ook staat er geen computer, want Van Hasselt wil door niets gehinderd worden om patiënten in de ogen te kijken. Zijn assistente verwerkt de gegevens naderhand in het elektronisch patiëntendossier.
Kritiek op de gang van zaken in de doorsneehuisartsenpraktijk heeft Van Hasselt genoeg. „Patiënten zijn tegenwoordig een code. Aan één klacht mag je maximaal tien minuten besteden, terwijl mijn patiënten soms met een hele waslijst komen.”
Van Hasselt gaat door zolang het kan en mag. „En dan hoop ik dat Onze-Lieve-Heer straks een beetje tevreden is.”
Elke vijf jaar wordt de huisarts uit Buitenveldert beoordeeld – „een apk-keuring.” Ze verzinnen iedere keer weer andere eisen, zegt hij. Zo moet hij nu meedoen aan een visitatie, waarbij een andere arts kijkt hoe hij het doet. „Ik zit zestig jaar in het vak. Moet een jongetje met drie jaar ervaring mij dan gaan beoordelen?” vraagt Van Hasselt zich hoofdschuddend af.
Huisarts in Amsterdam houdt het al zestig jaar vol
„Er komen hier moeders die nog op dezelfde weegschaal hebben gelegen als hun kroost”, vertelt Nico van Hasselt in het boek dat is verschenen ter gelegenheid van zijn zestigjarig jubileum als huisarts. ”Opgeven… nee dus!” luidt de titel van het boek waarin journalist Estella Heesen zijn verhaal heeft opgetekend. Dat ”niet opgeven” loopt als een rode draad door het 120 pagina’s tellende boek.
Vooral in de hoofdstukken over het conflict met het toenmalige Ziekenfonds Amsterdam en Omstreken (ZAO) blijkt Van Hasselts doorzettingsvermogen. „Er kwam iets in me los dat ik eigenlijk niet kan beschrijven. Mijn oorlogsverleden kwam als een boemerang terug. Indertijd heb ik me verzet tegen de tirannie van de Duitsers. Nu verzette ik me opnieuw; ik nam geen genoegen met dit keiharde, onpersoonlijke machtsvertoon vanuit ZAO. Ik besloot te vechten voor mijn patiënten. Stoppen met mijn werk? Daar ga ik zelf over. Ik ben als huisarts moreel verplicht zorg te dragen voor de continuïteit in de zorg voor mijn patiënten. Dus ik weigerde.”
Zijn strijd had succes. „Ik heb, gesteund door mijn gezin, de euvele moed gehad een contrageluid te laten horen. Dat hebben we geweten, 24 jaar lang. Mijn vrouw heeft me staande gehouden.” De jaren na de oorlog waren moeilijk; Van Hasselt had nachtmerries en driftbuien. Een apart hoofdstuk is gewijd aan Van Hasselts vrouw, die zijn „naoorlogse leven mogelijk maakte.” Bijna zeventig jaar zijn ze samen. „Blind kan ik op haar varen. En zij op mij.”
Van Hasselt heeft zijn praktijk aan huis. Zelf woont hij op de bovenverdieping, dus hij hoeft de trap maar af te lopen en hij zit in de spreekkamer. „Als een vader belt en vraagt of hij ’s avonds met zijn zieke kind langs kan komen, dan kan dat. (…) Een discussie over de vraag of het ernstig genoeg is om wel of niet te gaan, kost mij te veel energie. Die kan ik beter gebruiken om de patiënten te helpen.” Verderop: „Als iemand die ik al dertig jaar ken mij onverwachts verzoekt om de bloeddruk te meten, vraag ik me direct af wat de werkelijke reden van het bezoek is. Is het omdat de zoon kortgeleden werkloos is geworden? Of de zorg om de dochter die ernstig ziek is?”
Bij ruim 900 bevallingen heeft hij geholpen; de laatste keer was bij zijn jongste kleindochter. Hij moest ermee stoppen omdat hij niet meer aan de vereiste twintig bevallingen per jaar kwam.
In het voorwoord van het boek noemt de Amsterdamse burgemeester Van der Laan de keuze van Van Hasselt om in Buitenveldert een praktijk te beginnen „iets om dankbaar voor te zijn.” De verbinding die Van Hasselt zoekt, is wat mensen in een stad als Amsterdam zo nodig hebben, stelt Van der Laan. „Eerst de mens, dan de regels is zijn motto. Een patiënt is geen ziekte, maar een mens met een geschiedenis, is zijn overtuiging. De huidige neiging van vooral specialisten om slechts orgaangeneeskunde te bedrijven met voorbijzien van de hele mens is hem een gruwel. (…) Hij biedt ze naast een medische diagnose ook een moment van aandacht en troost.”