„Torajakerk kan op eigen benen staan”
De vier kinderen van zendingsechtpaar ds. Gert en Elizabeth de Goeijen komen maar moeilijk in slaap in het zomerse Nederland. In Indonesië is het altijd om zes uur donker.
Eind juni landde familie De Goeijen na zeven mooie jaren in de tropen op Nederlandse bodem. Voor de kinderen is het goed om terug te zijn, zeggen ds. De Goeijen en zijn vrouw. De oudste gaat in september voor het eerst naar de middelbare school. Het gezin woont tijdelijk in een vakantiewoning in Rijssen, in afwachting van wat hun roeping in Nederland is.
Dat de weg zeven jaar geleden naar Azië zou voeren, was niet van meet af aan duidelijk, hoewel ze er beiden naar verlangden om in de zending werkzaam te zijn. Ds. De Goeijen diende na zijn theologiestudie Made en Geertruidenberg en later Zwolle.
In 2009 zond de Gereformeerde Zendingsbond (GZB) het echtpaar uit naar Indonesië. Hij genoot van het predikantswerk in Nederland. „Van het preken, het omgaan met jong en oud, het vergaderen.” De vacature die ontstond aan het Theologisch Instituut van de Torajakerk op het eiland Sulawesi leek echter ook bij hem te passen. Aan dit instituut krijgen aanstaande predikanten praktisch-theologische vorming. Ook persoonlijke vorming was nodig. „In Indonesië –jarenlang een dictatuur– associëren mensen leiderschap nogal eens met macht. Daaruit kan machtsmisbruik voortvloeien.”
Aan het instituut leren de proponenten dat volgelingen van Christus geen heersers maar dienaren zijn en hoe ze op een goede manier leiding kunnen geven. „In die cultuur, waarin ook nog eens veel corruptie voorkomt, valt het niet mee om transparant en integer te zijn. Ik heb daarom veel respect voor aanstaande predikanten.”
Op zijn beurt heeft ds. De Goeijen ook van de studenten geleerd. „Toraja’s leven in afhankelijkheid en dankbaarheid. Ik hoop dat ik iets van hun ontvankelijkheid heb meegekregen.”
Rantepao, gelegen in Torajaland, is qua oppervlak kleiner dan Rijssen, maar heeft een inwoneraantal dat groter is: 50.000 mensen. De eerste vier jaar woonde het gezin aan een drukke doorgaande weg. „We bezaten gelukkig een tuin”, vertelt Elizabeth. „Er kwamen vaak buurkinderen spelen.” De orthopedagoog werkte destijds niet buitenshuis.
Enkele maanden na hun aankomst in Indonesië werd hun jongste en vierde kind geboren. „Ik had mijn handen vol aan het huishouden. Dat ging prima maar soms voelde ik me opgesloten.” Daarom organiseerde ze knutselmiddagen in het kindertehuis van de Torajakerk. Later trad ze toe tot het bestuur. „Ik was me ervan bewust dat ik met een westerse blik naar dit werk kijk”, zegt ze. „Desondanks maakte ik me soms zorgen over de persoonlijke ontwikkeling van de kinderen. Ze worden bijvoorbeeld als ondeugend beschouwd als ze zich niet aan de regels houden. Ik vind het belangrijk om te kijken naar de oorzaken van hun gedrag. Gelukkig is daar nu meer oog voor.”
Ook leverde Elizabeth een bijdrage aan het gehandicaptenproject van de Torajakerk. Ze leerde de ”ibu’s”, de vrouwen die met gehandicapten werken, hoe ze moeten evalueren. Daarnaast introduceerde ze thematisch werken en het vertellen van Bijbelverhalen. „Elizabeth was nog niet klaar met haar werk”, stelt ds. De Goeijen al pratend vast.
Of er opnieuw een predikant naar Rantepao moet gaan, betwijfelt hij echter. „De Toraja’s vinden van wel. Van westerlingen nemen ze meer op gezag aan. Het koloniale verleden speelt daarin een rol. Maar er zijn genoeg capabele Torajatheologen te vinden.”
U bent te bescheiden, lijkt het.
Elizabeth knikt en voegt haar man toe: „Je stond naast de proponenten. En je bracht de ervaring van een gemeentepredikant in.”
Hij: „Ik liep wel eens tegen culturele verschillen aan. Ik denk aan de dodenfeesten die worden gehouden als er iemand is overleden. Deze feesten kosten gezinnen veel geld, waardoor kinderen geen onderwijs kunnen volgen. Ik vond het lastig om hier goed mee om te gaan. Het is beter dat de Toraja’s hier zelf over nadenken.”
Als er geen predikant meer wordt uitgezonden, komt er een einde aan een lange traditie.
Hij: „De band tussen de GZB en de Torajakerk is al meer dan honderd jaar oud. Die zal niet verdwijnen. Het is mooi als er niet alleen geld richting Indonesië gaat, maar ook een zendingswerker. De GZB zal zich in Indonesië meer gaan richten op het verbeteren van de positie van armen en gehandicapten.”