„De dominee moet ook in een mooi huis wonen”
Dat ds. J. van Haaren, predikant van de Noorderkerk in Rijssen, een beroep zou krijgen van de kleine gereformeerde gemeente te Amersfoort, had de Heere hem al bekendgemaakt. En dat hij het beroep aan moest nemen, wist hij ook. Er was echter één probleem. In Amersfoort was geen pastorie.
Een van de eersten tegen wie ds. Van Haaren vertelde dat hij het beroep naar Amersfoort had aangenomen, was ouderling H. Haasse uit Rijssen. Deze reageerde in Rijssens dialect: „Naar Amersfoort? En daar hebben ze geen eens een hoes!”
Het hoes, de pastorie, kwam er. In Amersfoort had ouderling N. W. Schreuder gezegd: „Ik woon zelf in een mooi huis, en de dominee moet ook in een mooi huis wonen.” En zo geschiedde. De kerkenraad in Amersfoort kocht een mooie pastorie aan een groene laan in het Amersfoortse Bergkwartier. Waarop ds. Van Haaren zei: „Moet je nu zien, is alles niet keurig voor elkaar gekomen?”
G. C. van Haaren, de jongste zoon van de predikant, keert na 32 jaar terug naar de pastorie waar hij geboren werd, waar hij opgroeide, waar zijn vader stierf.
Geëmotioneerd dwaalt hij door de woning. „Veel is nog hetzelfde: de parketvloer en de hal, maar deze uitgebouwde keuken is van later datum. Hier was vroeger de wc, naast de trap.”
Herinneringen komen terug. „We hadden een warm gezinsleven en een hechte onderlinge band. Er is veel gebeurd in dit huis. Hier heeft de Heere gewoond en gewerkt. Ik heb als jochie velen van Gods volk uit hun leven horen vertellen. Daar kon je jaloers op worden. Ik denk weleens: Konden mijn kinderen dat ook nog maar eens beluisteren uit de mond van Gods oude, geoefende volk.”
In de bovenraampjes zit nog het oude glas in lood. Ook de achterkamer is onveranderd, met de originele schuifdeuren. Het geluid van de schuifdeuren roept weer tal van herinneringen op. „Daar zat vader altijd”, wijst Van Haaren.
De voorkamer was het woongedeelte van zijn grootouders, de vader en moeder van ds. Van Haaren. „Opa en oma gingen mee toen mijn vader als vrijgezelle student de pastorie van Moerkapelle betrok. Mijn ouders trouwden en mijn vader nam het beroep naar Kampen aan. Opa en oma gingen mee, naar Kampen, naar Rijssen, en later ook naar Amersfoort.”
De pastorie aan de Groen van Prinstererlaan werd in 1987 verkocht. Sinds 2003 wordt deze villa bewoond door het gezin van M. van Santvoort, wetenschappelijk onderzoeker aan een instituut voor gerontologie. Van Santvoort weet dat zijn woning lang geleden door een predikantsgezin werd bewoond. „Dat is in deze buurt nog steeds een beetje bekend.”
Van Santvoort heeft zijn werkkamer beneden, links van de voordeur. Maar ds. Van Haaren had zijn studeerkamer bewust niet beneden, maar boven. Zijn zoon: „Vader ontving liever geen bezoek op zijn studeerkamer. Zijn werkkamer was privédomein.”
De huidige werkkamer beneden werd vroeger gebruikt als eetkamer. „Na de verbouwing van de keuken werd dit een soort ontvangst- en vergaderkamer. De tekstcommissie van de Gereformeerde Bijbelstichting vergaderde hier van tijd tot tijd. Predikanten zoals ds. P. J. Dorsman, ds. E. du Marchie van Voorthuijsen en ds. H. van Leeuwen kan ik me nog goed voor de geest halen. Als klein jongetje keek ik met groot ontzag naar deze eerbiedwaardige mensen.”
De trap voert naar de eerste verdieping. Halverwege is een kleine overloop met een opening tussen het plafond en het raam. Van Haaren: „Als ik ’s avonds op bed lag en de bel ging, dan liep ik stiekem naar de overloop en kon ik door deze kier precies zien wat er beneden gebeurde.”
Op de overloop geeft de eerste deur rechts nu toegang tot de ouderslaapkamer. Toen was dit de studeerkamer van de dominee. „Hier voor het raam stond zijn bureau. En hier, op de vensterbank, stonden de portretten van zijn intiemste vrienden. De zondagavond voor zijn sterven zat hij hier nog. Hij verlangde zo om heen te mogen gaan. Hij vroeg aan mijn moeder om die foto’s maar weg te halen. Ik hoor het hem nog zeggen: „Zij zijn er al door, ze zijn al thuis, en ik moet nog wachten, wie weet hoelang nog.””
Van Haaren, ontroerd: „Hier heb ik mijn vader meer dan eens betrapt, op z’n knieën. Hij had een afhankelijk leven. Bij het ouder worden ga je steeds meer zien wat een voorrecht het is om zó’n vader te hebben gehad. Ik heb z’n leven gezien, ben bij zijn sterven geweest. Ik had een biddende vader en hij heeft geworsteld, óók voor zijn nageslacht. Daar kun je naar uitzien, of de Heere Zijn genadewonderen zou willen verheerlijken in het leven van zijn kleinkinderen en inmiddels ook van zijn achterkleinkinderen. Ik zeg weleens tegen mijn jongens: Opa’s gebeden zijn geen pleitgrond en ook geen rustgrond, maar we zijn wel bevoorrecht met zo’n begenadigd voorgeslacht. Maar, we zullen persóónlijk zondaar voor God moeten worden wil het wel zijn.”
Op zolder had Van Haaren jr. zijn eigen kamer. Na 32 jaar komt hij er terug. „Ik was zestien jaar en ernstig ziek toen ik hier vertrok. Op dit kamertje heb ik heel wat hoogte- en dieptepunten meegemaakt.”
Peinzend doorziet hij zijn kamer. „De Heere Zich in m’n leven een wonderdoend God betoond.” Dan, luchtig wijzend naar het venster: „Kijk, dit haakje aan het kozijn zat er vroeger ook al.”
Aan de herinneringen aan de Amersfoortse pastorie zit ook een schaduwzijde: „Drie generaties hebben in de werkkamer opgebaard gestaan en zijn vanuit dit huis uitgedragen. In februari 1967 stierf mijn broertje. Mijn ouders mochten geloven dat hem een beter lot was bereid. Boven zijn rouwkaart schreven ze: De Heere heeft gegeven en de Heere heeft genomen; de Naam des Heeren zij geloofd.”
In november 1967 overleed grootvader en naamgenoot Gerardus Cornelis van Haaren. „Ze liggen in één graf op begraafplaats Rusthof aan de Dodeweg, hier in Amersfoort.”
Over zijn opa zegt Van Haaren jr.: „Het is opa altijd tot verwondering geweest dat de Heere een van zijn kinderen tot het ambt riep. Zelf is hij nog korte tijd ouderling geweest in Genemuiden. Als vader eens geen tekst kon vinden waarover hij zou preken, dan ging hij naar opa toe. Die zocht dan de binnenkamer op. Dat werd gemerkt, dan kwam er ruimte. Wat een gemis als die steunpilaren wegvallen!”
Buiten wijst Van Haaren naar de voorgevel. „Dit huis heette vroeger ”Fermate”, maar dat is al overgeschilderd toen ik nog jong was. Blijkbaar vond de schilder zo’n muziekterm niet zo passend voor een pastorie.”
Twee huizen verderop woonde nog een predikant, wijst Van Haaren. „Dat was ds. D. A. Zijlstra, gereformeerd predikant. Hij kwam weleens bij ons op de koffie. Ik weet nog dat hij klaagde dat hij het zo zwaar had. ’s Zondags had hij twee keer een kwartier moeten volpreken. Mijn vader spotte met hem: „Wat denk je dan van mij: ik preek zondags driemaal anderhalf uur.” Ds. Zijlstra begreep maar niet hoe vader dat volhield.”
Op 2 augustus 1983 overleed ds. Van Haaren. Zijn zoon: „Vader was nog maar 49 jaar. Nu ik zelf die leeftijd heb, denk ik weleens: Wat was hij nog jong! Ik was een puber toen hij stierf, en dan heb je juist zo heel hard een vader nodig.”
Een jaar later verliet de weduwe Van Haaren met haar twee nog thuiswonende kinderen de pastorie. „Inmiddels had ik dezelfde ziekte als mijn broertje, een agressieve vorm van leukemie. Dat was voor mijn moeder ook heel wat. We waren nog in de rouw voor vader! Drie jaren met chemokuren volgden. Toch, als ik terugzie op mijn kinderjaren, dan mag ik zeggen dat de Heere het nooit verkeerd heeft gedaan.”
zomerserie Terug naar de pastorie
Met een (klein)kind van een overleden predikant terug naar het huis van zijn of haar jeugd.
Ds. J. van Haaren
Jan van Haaren werd op 10 september 1933 geboren aan de Lange Hilleweg in Rotterdam-Zuid als vierde kind van het echtpaar Van Haaren-de Winter. Als predikant diende hij de gereformeerde gemeente van Kampen (1958-1961), daarna Rijssen (1961-1964) en vervolgens Amersfoort (1964-1983).
Ds. Van Haaren vervulde in het kerkelijke leven vele functies. Onder meer was hij curator en docent aan de Theologische School in Rotterdam en voorzitter van de Gereformeerde Bijbelstichting.
G. C. van Haaren
Gerardus Cornelis van Haaren werd geboren op 14 augustus 1968 in de pastorie van Amersfoort, als vierde kind van het predikantsechtpaar Van Haaren-van der Spek. Hij is gehuwd en vader van drie kinderen, en werkt als bureauredacteur bij uitgeverij Gebr. Koster te Barneveld. Tevens is hij penningmeester van Stichting Ds. G. H. Kersten Fonds. Van 1998 tot 2006 diende hij de gereformeerde gemeente van Nijkerk in het ambt, de laatste vijf jaar als ouderling.
Met zijn zwager H. van den Top schreef Van Haaren ”Tot profeet gesteld. Leven en werk van ds. J. van Haaren” (Barneveld, 1998).