„Laat Protestantse Kerk en migrantenkerken in Rotterdam elkaar helpen”
Rotterdamse kerken moeten samen op zoek gaan naar onbenutte talenten. Dat is de uitkomst van een onderzoeksproject, uitgevoerd door SKIN Rotterdam en de Evangelische Theologische Faculteit Leuven (ETF).
Gemeenschapszin is een belangrijk fundament van de samenleving, blijkt uit het maandag gepresenteerde rapport ”Onbenutte talenten”. Opstellers zijn prof. dr. Pieter Boersema, hoogleraar godsdienstwetenschappen en missiologie aan de ETF in Leuven, en SKIN, de koepelorganisatie van migrantenkerken in Rotterdam en omgeving.
De onderzoekers onderstrepen het belang om binnen kerk en familie gemeenschapszin te koesteren. „Onder druk van economische omstandigheden en de Nederlandse trend van individualisering kunnen er breuken in de gemeenschapszin ontstaan. Het christelijk geloof biedt een basis om eenheid en solidariteit te bewaren. Een gemeenschappelijke taal kan verschillen overstijgen.” Daarnaast kan het stimuleren van vrijwillige inzet helpen onbenutte individuele talenten te ontplooien, aldus het rapport.
Voor migranten blijft het belangrijk om naast de eigen taal het Nederlands te leren, stellen de onderzoekers. Zo kunnen migrantenkerken en traditionele kerken elkaar beter verstaan.
Verder constateren ze dat door dalende inkomsten en meer pastorale zorg de druk op voorgangers toeneemt. Kerken moeten een balans vinden tussen liturgische, pastorale en diaconale taken. Wanneer een individuele kerk daartoe niet de nodige expertise in huis heeft, zou ze moeten samenwerken met andere kerken.
Sommige migrantenvoorgangers zijn hun baan kwijtgeraakt vanwege de economische crisis van de afgelopen jaren. Het gevolg is dat voorgangers minder tijd aan de kerk kunnen besteden. „In dergelijke situaties zou een verzoek gedaan kunnen worden aan de leiders van autochtone kerken”, stellen de onderzoekers. „De werkloosheid onder leden van migrantenkerken is vele malen hoger dan onder leden van bijvoorbeeld de PKN-gemeenten. Een roeping vanuit Bijbels perspectief kan ertoe leiden dat kerken elkaar helpen. Aan beide kanten is er sprake van veel onbenutte talenten.”
Een ander aspect is dat diploma’s die buiten de Europese gemeenschap worden gehaald in Nederland niet altijd op waarde worden geschat. „In gesprek met de overheid zou er gezocht moeten worden naar een bredere visie op westers en niet-westers onderwijs, waarbij onderwijs gezien wordt als een vorm van maatschappelijke ontwikkeling die ook buiten geaccrediteerde diploma’s haar waarde heeft. Zo kunnen die diploma’s toch een legitieme plaats krijgen en ingezet worden.”
SKIN erkent de kracht van samenwerking tussen kerken. Maar deze samenwerking kost relatief gezien veel inspanning, zonder garantie dat de investering een baan of inkomen geeft. Vanwege een negatieve ervaring kunnen mensen ontmoedigd zijn. De onderzoekers stellen vast dat de laatste jaren het maatschappelijk klimaat ten opzichte van anders geklede, gekleurde of handelende Nederlanders negatiever is geworden en dat religieus gedrag vaak als vreemd en bedreigend wordt gezien. Dat kan ertoe leiden dat bepaalde talenten niet worden gestimuleerd.
„Het signaleren van onbenutte talenten is de helft van de oplossing”, zei de Rotterdamse onderwijswethouder De Jonge. Kerken moeten volgens hem omzien naar elkaar. „Ze hebben veel van elkaar te leren. Ook moet er een betere verbinding komen tussen formele en informele structuren.” De wethouder roemt de inzet van vrijwilligers, „maar ze moeten niet alles op zich nemen.”
Prof. Boersema: Laten migranten hun religiositeit bewaren
A. M. Alblas
ROTTERDAM. „Kennis hebben van godsdienst kan ons leren hoe kerken functioneren”, zegt prof. dr. Pieter Boersema, hoogleraar godsdienstwetenschappen en missiologie aan de ETF in Leuven. In de theologie moet je volgens hem keuzes maken. „Maar in het Lichaam van Christus zijn vele variaties zichtbaar.”
Als de kerk krimpt, moet er een collectief verband gezocht worden, stelt prof. Boersema. „Traditionele kerken kunnen migrantenkerken vaker opzoeken. Samen sta je sterk. Het is collectiviteit in diversiteit, ofwel eenheid in verscheidenheid.”
Wat heeft Boersema het meest getroffen in het onderzoek? „De vriendelijkheid van migrantenkerken naar Nederlanders.”
Wel signaleert hij dat migranten soms te ver gaan om Nederlander te willen zijn. „Dat kan ertoe leiden dat ze hun eigen religiositeit kwijtraken. Zij moeten die in stand houden. Het is hun identiteit, daar ligt hun kracht in.”
Taal
De Leuvense hoogleraar vindt Rotterdam een bijzondere stad. Voor een stad met 172 verschillende nationaliteiten noemt hij het ongelooflijk hoeveel migranten aan de kerkelijke gemeenschapszin deelnemen.
„In het kader van die collectiviteit moet je zoeken naar onbenutte talenten. We zien dat traditionele kerken en migrantenkerken daarin investeren, bijvoorbeeld door een gezamenlijk verstaan van de taal, gebaseerd op wederzijds vertrouwen.”
Wel vindt de Leuvense hoogleraar het van belang om culturele waarden vast te houden, „maar misschien in andere vormen.”
Boersema vindt dat deze ontwikkeling door de gemeenschap gedragen moet worden als „drijfveer” voor verandering. „Het kerkelijk leven, zichtbaar in de eredienst, en het diaconaat als samenvatting van het gebod ”God lief te hebben boven alles en de naast als jezelf” moeten niet tegen elkaar worden uitgespeeld.”