Veel EU-medewerkers missen meest basale kennis over kerk en geloof
De EU zou best een tandje mogen bijzetten als het gaat om aandacht voor het thema godsdienstvrijheid. Dat is het gevoelen van christelijke politici en hulpverleningsorganisaties. Te vaak blijven bij internationale conferenties en onderhandelingen gelegenheden onbenut om regeringen aan te spreken op de schending van de godsdienstvrijheid in hun land.
Dat het hier om een belangrijk thema gaat, zal duidelijk zijn. Hoewel in Nederland christenen soms klagen over toenemende druk op kerken en christenen, is de situatie in ons land en in de meeste West-Europese landen totaal onvergelijkbaar met die van christenen in islamitische of communistische landen. Vergeet trouwens ook een land als India niet, waar het hindoeïsme steeds agressiever wordt jegens christenen. Maar dat terzijde. In Nederland en in vrijwel geheel Europa hebben christenen het comfortabel als het gaat om de vrijheid van godsdienst.
Juist dat maakt wellicht dat veel beleidsmakers in Brussel en Straatsburg minder aandacht hebben voor dit thema. Godsdienstvrijheid is zo gewoon, zo vanzelfsprekend dat ze zich niet kunnen voorstellen dat dit een probleem kan zijn en dat het thema relevant kan zijn bij onderhandelingen. Alleen wanneer de onderdrukking van gelovigen echt de spuigaten uitloopt en in de internationale pers structureel aandacht krijgt, willen ze nog weleens in de benen komen. Maar dan is het nogal eens meer vanuit de gedachte dat de behandeling van gelovigen vanuit algemene menselijkheid ontoelaatbaar is dan dat onderhandelaars het bespreken omdat ze godsdienstvrijheid als zodanig belangrijk vinden.
Daarnaast speelt mee dat er een behoorlijke groep EU-medewerkers is die het ontbreekt aan de meest basale kennis op gebied van religie. Ze zijn zonder godsdienst groot geworden en vinden het een onbelangrijkrijke, soms zelfs irritante hobby van mensen die het licht nog niet hebben gezien.
Wil de EU een geloofwaardig mensenrechtenbeleid voeren, dan zal ze eerst en vooral intern de kennis op het gebied van godsdienst, kerken en geloof moeten verbeteren. Dat thema zou bijvoorbeeld uitgebreid aan de orde moeten komen in de opleiding van diplomaten en ambtenaren.
Het aantreden bij de EU van een gezant voor godsdienstvrijheid is een belangrijke stap in de goede richting. Maar het gevaar is dat veel beleidsmakers en politici denken dat daarmee het probleem is opgelost. Dat is het zeker niet. Deze gezant kan alleen iets betekenen als heel de EU, concreet: de Europese Commissie en het Europees Parlement, zich duidelijk achter het werk van deze functionaris zet. Dat betekent onder andere: hem niet alleen op reis te laten gaan en met regeringen te laten spreken, maar zelf ook het thema aan de orde stellen zodra zich daar een gelegenheid toe voordoet.
Dat vraagt een omslag in het denken. Want tot op heden gaan handelsbelangen voor. En als mensenrechtenkwesties al aan de orde komen, dan wordt, uitzonderingen daargelaten, vooral aandacht gegeven aan andere thema’s binnen dat veld. Dat blijft een merkwaardige dubbelheid.