Open Doors lobbyt in Brussel voor vervolgde christenen
BRUSSEL. De Europese Unie belooft wereldwijd aandacht te vragen voor de vrijheid van godsdienst, maar daar komt in de praktijk vaak weinig van terecht. Open Doors International lobbyt al tien jaar achter de schermen om in Brussel vervolgde christenen een gezicht te geven.
Een werkgroep van het Europees Parlement concludeerde donderdag in zijn rapport dat er nog heel wat werk aan de winkel is: vooral bij de buitenlanddienst van de Europese Unie heerst veel onkunde over godsdienstvrijheid. Juist op dit punt probeert Open Doors, een organisatie die wereldwijd opkomt voor vervolgde christenen, de Europese Commissie, de Europarlementariërs en de medewerkers van de buitenlanddienst van informatie te voorzien, om daarmee de besluitvorming te beïnvloeden.
Met wisselend succes, zegt Arie de Pater, die tijdelijk Esther Kattenberg vervangt als lobbyist van Open Doors in Brussel. „Niet alle parlementariërs hebben evenveel belangstelling voor onderwerpen als mensenrechten en godsdienstvrijheid. Dat is begrijpelijk, want je kunt je niet op alle gebieden specialiseren. Maar in de loop van de jaren hebben we heel wat goede contacten opgebouwd.”
Heeft lobbyen zin?
„Je kunt zelden zeggen: Dit besluit is alleen door onze inspanningen genomen. Maar we hebben zeker invloed en werken als het even kan samen met andere organisaties die zich inzetten voor godsdienstvrijheid, zoals Christian Solidarity Worldwide. Dat doen we ook met niet-christelijke organisaties. Met de bahai stellen we bijvoorbeeld de godsdienstvrijheid in Iran aan de orde. Er is de afgelopen tien jaar wel degelijk iets bereikt. Toen was een speciale gezant voor godsdienstvrijheid namens de Europese Commissie ondenkbaar; nu is die er in de persoon van Jan Figel. Hetzelfde geldt voor de instelling van de intergroep voor vrijheid van godsdienst en religieuze tolerantie, die wordt geleid door de Europarlementariërs De Jong en Van Dalen.
Besteedt de Europese Unie te weinig aandacht aan de vrijheid van godsdienst, zoals het rapport stelt?
„Ik ben af en toe wel wat verbaasd over het gebrek aan kennis. Er wordt hard gewerkt om de medewerkers in de buitenlandse dienst te trainen. Mensen die zelf geen religieuze achtergrond hebben, beseffen vaak niet dat godsdienstvrijheid een belangrijk recht is voor iedereen. Dit recht geldt namelijk ook voor mensen die geen religie hebben of van religie willen veranderen. Godsdienstvrijheid krijgt niet de aandacht die ze verdient. Ik was gisteren op een bijeenkomst over India en Zuid-Azië. Dan gaat alle aandacht uit naar economische samenwerking en het stimuleren van handel in die regio. Er wordt met geen woord gerept over godsdienstvrijheid. Dat is een gemiste kans. Als je in de gelegenheid bent om te onderhandelen, dan moet je mensenrechten zeker meenemen. Dat gebeurt blijkbaar niet automatisch.”